Van alle letters in het alfabet zijn de c en de x wel mijn favorieten. Het zijn underdogs: ze zijn eigenlijk overbodig voor de uitspraak van het Nederlands. De klanken die ze vertegenwoordigen kunnen immers ook met de letters k en s gemaakt worden.
Als de spelling een uitsluitend functionele aangelegenheid was, dan zouden deze letters gedoemd zijn ten onder te gaan. Gelukkig houden we van de woorden zoals we ze kennen. En gelukkig hebben we ook oog voor de afkomst, de etymologie van woorden.
Veel mensen hebben een decennium waar ze zich nostalgisch mee verbonden voelen. Je bent dan bijvoorbeeld een “kind van de jaren 90”. Of moet dat zijn: “kind van de jaren ’90” – mét apostrof? Nou… Je schrijft dat leesteken er soms wel bij en soms niet. Wij leggen uit hoe het zit!
De taalterm van deze week, trimeter, kan al tot drie tellen. Maar veel ambitie om nog verder door te rekenen heeft hij niet. Eén is wel aardig, vindt hij; twee komt al een eind in de goede richting, maar drie – dat is de hoofdprijs. Bij vier en hoger gaat hij lekker een tukkie doen, want dat interesseert hem helemaal niks.
De Engelse hulpwerkwoorden can en may betekenen duidelijk iets anders, maar het gebruik is in rap tempo aan het veranderen. Wanneer kies je voor welk woord, en zijn ze in sommige gevallen zelfs allebei goed?
De taalterm van deze week, comparatief, is best wel trots op zichzelf. Want hij zal nooit als laatste binnenkomen in een race. Maar zijn trots wordt getemperd omdat hij ook weet dat hij nooit de eerste zal zijn. Ach, zegt hij dan, alles is relatief.
Als spook heb je echt een luizenleventje, zou je zeggen (of zijn geesten dood en is het dus een luizendoodje?). Je zweeft zomaar door muren heen, verandert je vorm naar believen, en maakt op een saaie donderdag eens wat mensen bang. Je bent ongrijpbaar, ontastbaar, onaantastbaar. Of misschien toch niet? In het Engels kun je als onschuldig spooksel toch wel een klein deukje oplopen. Het bewijs hiervoor is ook al geleverd, en wel door de allereerste ghostbuster uit de geschiedenis: William Caxton.
Who you gonna call?
Pardon, welke ghostbuster? Was dat niet Dan Aykroyd, of Bill Murray, of die andere grapjas uit de bekende film uit 1984? Welnee. De allereerste echte heuse ghostbuster was de heer Caxton, Engelsman, en hij leefde van circa 1422 tot 1491.
Toen geloofden er nog veel meer mensen in spoken dan nu, maar dat maakte voor Caxtons aanpak niets uit. Hij werkte in het dagelijks leven als drukker, en dat kwam hem bij het spookje pesten goed van pas.
Maar daar komen we straks pas aan toe.
Spelling standaardiseren
Eerst even dit. Een min of meer gestandaardiseerde spelling is, voor alle moderne Westerse talen, iets vrij recents. Voor het zover was, bestonden er van veel woorden meerdere schrijfwijzen broederlijk naast elkaar. In het geval van het Engels waren het vooral de grote schrijvers van de achttiende eeuw die aandrongen op een standaardspelling. (Het eerste grote Engelse woordenboek, van Samuel Johnson, dateert dan ook uit 1755.)
Maar een eerste aanzet tot standaardisering was al gemaakt aan het begin van de zestiende eeuw. Toen was de boekdrukkunst net in Europa aangekomen (vers van de pers, als het ware), en drukkers wilden in hun werk een consequente spelling aanhouden. Er waren nog wel verschillen tussen drukkers (vaak regionaal), maar er werd in ieder geval meer aandacht aan spelling besteed.
Uitvullen zonder Word
Een van de dingen die de spelling onverwacht beïnvloedden was het feit dat de boekdrukkunst van die tijd geen gebruikmaakte van computers. Er was dus niet zo’n handig knopje op een beeldscherm waarmee je de regels in een alinea in één klap netjes kon uitvullen (de randen van een uitgevulde alinea zijn niet links of rechts uitgelijnd, maar lopen links en rechts recht naar beneden).
Wat moest je dan, zo rond 1450, als je dat toch wilde doen? Woorden afbreken, dat kan, maar dan hou je nog vaak een of twee plaatsen over aan het eind van een regel. Veel drukkers vulden deze plaatsen op door extra letters aan woorden te plakken. In Engeland was het bijvoorbeeld gebruikelijk om aan het eind van de regel een e aan het laatste woord vast te plakken.
Caxtons verhaal
Maar ook de persoonlijke achtergrond van de drukker speelde vaak een rol. En dan komen we weer bij the original ghostbuster, William Caxton.
Die had het drukkersvak namelijk in Vlaanderen geleerd. Er waren daar natuurlijk ook spoken, en die werden gheesten genoemd. Toen Caxton naar Engeland terugkeerde, was de geldende spelling voor Engelse spoken “gost”. Maar Caxton was een beetje in de war – of misschien wel gewoon koppig, wie weet? Hij drukte, denkend aan zijn Vlaamse leermeesters, het woord ghost. Met een h. Au! Dat doet pijn, als rechtgeaarde Engelse gost, om ineens een h tussen je kiezen gepropt te krijgen.
Maar die h is hardnekkig blijven plakken, en Caxtons spelling bestaat vandaag de dag nog steeds. De h is zelfs een eigen leven gaan leiden, en is ook in woorden als ghastly en (misschien) ghetto gaan zitten, waar hij oorspronkelijk helemaal niet thuishoorde.
Waarschijnlijk waren de Vlaamse gheesten zo ontstemd over de transformatie van hun Engelse collega’s dat ze uit protest hun eigen h hebben laten vallen. Of zou daar ook een gheestentemmer achter zitten?