In mijn nieuwe woonplaats, Amstelveen, werd ik uitgenodigd voor een officiële bijeenkomst voor nieuwe bewoners. Daarbij waren aanwezig: de burgemeester, de meeste wethouders, een handvol functionarissen en vele tientallen nieuwbakken stadsgenoten.
Deze bijeenkomt bleek onverwacht een klein taalfeest te zijn. Twee dingen zijn me in het bijzonder bijgebleven.
Het eerste was hoe robuust en krachtig én flexibel en plooibaar taal is. In Nederland zijn we zo sterk geneigd om te denken, en te oordelen, alsof er maar één juiste manier is om onze taal te bezigen. Er is één correcte spelling voor een term, één juiste vervoeging voor een werkwoord – er is maar één Nederlands.
Begrijp me niet verkeerd, ik snap terdege dat het voordelen heeft om een standaardtaal te hebben. En ik bepleit beslist niet dat ineens zomaar alles mag en kan. Maar je moet wel met beide benen in de echte wereld staan, en in die wereld zijn er meerdere Nederlandsen. Uit al die Nederlandsen is een amalgaam gesmeed dat we beschouwen als het algemeen aanvaarde, “foutloze” Nederlands. Maar dat is een keuze. En een momentopname.
Verder lezen Grijs