Er zijn van die lieden die een schaal die net uit de oven komt zo met hun blote handen oppakken en hem vrolijk glimlachend op tafel zetten. Een normaal mens waagt zich daar niet aan zonder een paar goede ovenwanten.
Iets dergelijks doet zich ook voor bij talige communicatie: sommige onderwerpen zijn too hot to handle. Daar heb je het liever niet over. Althans, niet zonder beschermende taalovenwanten.
Het gebruik van metaforen is niet zonder risico’s. Een metafoor of beeldspraak is dan ook een kunststukje van taalgebruik. In het kort komt het erop neer dat je zegt wat je wilt zeggen door niet te zeggen wat je wilt zeggen.
Een voorbeeld. Je kunt over een collega zeggen dat hij “een echt werkpaard” is. Daarmee bedoel je niet dat de persoon in kwestie een viervoetig, eenhoevig zoogdier is van het soort equus caballus. Nee, je pakt bepaalde eigenschappen van dat dier (kracht, trouw en doorzettingsvermogen bijvoorbeeld) en plakt die via de metafoor op je collega.
Maar degene die de metafoor ontvangt, moet wel snappen welke eigenschappen je wilt overbrengen en waar ze voor staan. Anders werkt de metafoor niet.
Nog een voorbeeld. Jaren geleden las ik met medestudenten deze zin, nota bene als voorbeeld van een metafoor: The chairman plowed through the meeting. Wij begrepen allemaal de beeldspraak als volgt: het was een zware vergadering die de voorzitter slechts met moeite tot een goed einde bracht. Maar vervolgens bleek uit de begeleidende tekst dat de beoogde metafoor juist was: de voorzitter ging voortvarend te werk en raasde door de vergadering heen. Heel iets anders!
Zo zie je dat het idee van “ploegen” twee concepten samenbrengt. Het is een ontmoeting van een statische kracht (de aarde) en een dynamische kracht (de ploeg).
Ook in een hip & happenin’ café kan het je overkomen dat je ineens moet plassen. En een béétje trendy & trending café biedt dan ook aan de berolstoelde medemens de mogelijkheid om te plassen.
Maar niet eerder zag ik in een chic & charmant café de bewegwijzering die ik tegenkwam in een etablissement nabij parlement in onze hofstad. Op weg naar het herentoilet (zie linksonder in mijn kleine triptiek) zag ik eerst de aanwijzing voor het damestoilet (zie linksboven), en toen, voorbij mijn doeldeur, het toilet voor de miva (rechts).
Morgen gaan wij ons nieuwe hondje ophalen, en met zo’n dartele viervoeter kom je ineens ook in een wereld vol nieuwe woorden terecht. Voor alle speeltjes, voeding en toebehoren rondom de hond zijn er speciale woorden, maar er is er eentje die ik er even uit wil lichten.
In mijn nieuwe woonplaats, Amstelveen, werd ik uitgenodigd voor een officiële bijeenkomst voor nieuwe bewoners. Daarbij waren aanwezig: de burgemeester, de meeste wethouders, een handvol functionarissen en vele tientallen nieuwbakken stadsgenoten.
Deze bijeenkomt bleek onverwacht een klein taalfeest te zijn. Twee dingen zijn me in het bijzonder bijgebleven.
Het eerste was hoe robuust en krachtig én flexibel en plooibaar taal is. In Nederland zijn we zo sterk geneigd om te denken, en te oordelen, alsof er maar één juiste manier is om onze taal te bezigen. Er is één correcte spelling voor een term, één juiste vervoeging voor een werkwoord – er is maar één Nederlands.
Begrijp me niet verkeerd, ik snap terdege dat het voordelen heeft om een standaardtaal te hebben. En ik bepleit beslist niet dat ineens zomaar alles mag en kan. Maar je moet wel met beide benen in de echte wereld staan, en in die wereld zijn er meerdere Nederlandsen. Uit al die Nederlandsen is een amalgaam gesmeed dat we beschouwen als het algemeen aanvaarde, “foutloze” Nederlands. Maar dat is een keuze. En een momentopname.
Onlangs heb ik het weer eens in huis gehaald, blanke vla. De kinderen blij, en ik kon me opnieuw afvragen waar blanke vla nou eigenlijk naar smaakt. Ik heb geen idee. Het is een vaag romig, iets suikerig smaakje, maar bepaald onbestemd. Het smaakt in ieder geval niet naar blanken, al zou de naam anders kunnen doen vermoeden.
Ik weet niet precies wanneer blanke vla voor het eerst op de markt gebracht is, maar ik weet nog wel dat ik toen al dacht: hé, die naam… Blank. Dat is een rasaanduiding, kan je dat wel maken in toetjesland? Maar kennelijk wel, want blanke vla hoort al jaren tot Neerlands favoriete zuiveltraktaties.
Toch moet daar goed over nagedacht zijn, in de boardrooms van ’s lands toetjesmakers. Blanke vla. Hout kan blank zijn, en metaal ook. Een kelder kan blank staan en zelfs een vers kan blank zijn (voor wie er het fijne van wil weten: dan dicht je in rijmlozevijfvoetigejamben).
Maar bij blank denk je toch allereerst aan huidskleur. Aan ras. En dat moet ook de associatie zijn geweest waar de vlamakers op mikten, want blanke vla is niet bruin of roze of geel of wit: hij is een beetje roomkleurig.