Ach, wat was het mooi. In Amstelveen, bij het winkelcentrum, op weg naar mijn auto, ben ik blijven staan om ernaar te kijken, minutenlang. (Gelukkig maar, want anders was het secondelang geweest, en dat woord, in de nieuwe spelling zonder tussen‑n, vind ik nog steeds te debiel voor woorden.)
Een meisje van een jaar of vijf liep hand in hand met haar oma op het plein. Ineens zei ze vrolijk, “Kan jij dit?” Ze liet haar oma’s hand los en ging op één been staan. Deze oma wist van wanten, want hopla! ze ging ook op één been staan. Haar kleindochter glunderde.
Twee weken geleden werd ik verblijd door een dode dame. Ze stierf in de pestepidemie die Venetië in 1576 plaagde, en haar resten zijn nu ontdekt in een massagraf uit die tijd. Deze mevrouw verblijdde me omdat ze net even anders dan anders was: ze werd begraven met een baksteen in haar mond.
Vampier?
Wetenschappers denken dat dit was omdat de vrouw ervan verdacht werd een vampier te zijn. Geen vampier in de bekende “bloeddrinker” zin van het woord, maar een heks die (volgens een toen wijdverbreid bijgeloof) de pest bracht door na haar dood door haar lijkwade heen te kauwen en zo de ziekte te verspreiden. Om dat te voorkomen, stopten grafdelvers een baksteen in de mond van vermoedelijke vampiers.
Als de dag van gisteren herinner ik me dat moment uit een toneelcursus, ergens in mijn studententijd. Vijftien wat onzekere adolescenten bij elkaar in een kamer met één cursusleider, die iedereen een voor een naar voren roept voor een korte opdracht. Tegen een van de meisjes roept hij: “Zeg eens iets origineels!” En zzzzing!!! daar bevriest de jongedame. Iets origineels… Help! Kan niks verzinnen! Eh…
De truc is natuurlijk dat wat ze ook gezegd had goed was geweest. “Citroen.” “Mijn opa was fluitspeler.” “Krijg de klere.” Wat dan ook. Alles is origineel in zo’n context, maar de druk dat je iets oorspronkelijks moet zeggen, geeft het gevoel dat niets goed is. Als je iets ongedwongens, iets impulsiefs moet doen, dat lukt het ineens niet meer.
Als je een nieuwtje hoort dat je enigszins verbaast, dan zet je daar als rechtgeaarde scepticus zo je vraagtekens bij. Maar als je datzelfde nieuwtje daarna nog een keer, uit andere bron, hoort – tja, dan ga je toch twijfelen.
Zoiets overkwam mij met het woord kotsen.
Het begon met mijn jongste zoon. Die stond op een nacht ineens naast mijn bed, met een ongelukkige blik in zijn ogen. “Papa, ik heb in mijn bed gekotst.” Ik ken mijn prioriteiten, dus ik ging meteen aan de slag met hem troosten, slokje water geven, bed schoonmaken. Maar ergens in mijn achterhoofd zat een stemmetje dat eigenlijk had willen zeggen, “Weet je, ‘kotsen’ is een beetje lelijk, zeg maar liever…” Maar ja, drie uur ’s nachts is geen moment om een ziek kind de finesses van de Nederlandse taal bij te brengen, dus ik hield wijselijk mijn mond.
Een tijdje geleden ben ik met de kids naar het De Mirandabad in Amsterdam geweest. Wat zich voor mijn ogen ontvouwde was een sociaal-gastronomisch spektakel van ongekende proporties, dus dat wilde ik je niet onthouden.
Een paar andere badgasten hadden hun stukje zwembadterritorium afgebakend vlak voor de plek waar ik zat. Deze goede lieden spraken een Slavische taal. Russen, misschien? Of Polen, of Oekraïners? Zoiets. De moeder-overste van de club was een dame van een jaar of vijftig die alleen al angst inboezemde doordat ze ongeveer even breed als lang was. Zij vatte post op een van de stoelen die ze verzameld hadden en is geen moment meer van haar plaats geweest. Om haar heen stonden drie goed volgepropte tassen.
Onlangs heb ik het weer eens in huis gehaald, blanke vla. De kinderen blij, en ik kon me opnieuw afvragen waar blanke vla nou eigenlijk naar smaakt. Ik heb geen idee. Het is een vaag romig, iets suikerig smaakje, maar bepaald onbestemd. Het smaakt in ieder geval niet naar blanken, al zou de naam anders kunnen doen vermoeden.
Ik weet niet precies wanneer blanke vla voor het eerst op de markt gebracht is, maar ik weet nog wel dat ik toen al dacht: hé, die naam… Blank. Dat is een rasaanduiding, kan je dat wel maken in toetjesland? Maar kennelijk wel, want blanke vla hoort al jaren tot Neerlands favoriete zuiveltraktaties.
Still going strong…
Toch moet daar goed over nagedacht zijn, in de boardrooms van ’s lands toetjesmakers. Blanke vla. Hout kan blank zijn, en metaal ook. Een kelder kan blank staan en zelfs een vers kan blank zijn (voor wie er het fijne van wil weten: dan dicht je in rijmlozevijfvoetigejamben).
Maar bij blank denk je toch allereerst aan huidskleur. Aan ras. En dat moet ook de associatie zijn geweest waar de vlamakers op mikten, want blanke vla is niet bruin of roze of geel of wit: hij is een beetje roomkleurig.