We kijken deze week naar een taalterm, jambe, die hier en daar wat aanpassingen heeft doorgemaakt in zijn spelling, maar waarvan de betekenis al duizenden jaren niet veranderd is.
Definitie
Een jambe is een versvoet die uit twee lettergrepen bestaat: eerst een onbeklemtoonde, dan een beklemtoonde.
De klemtoon in een jambe valt dus zo: da-DUM. Zet er drie achter elkaar en je krijgt: da-DUM da-DUM da-DUM – en dat heet dan een “jambische trimeter”.
Voorbeelden
Deze zinnen hebben allemaal een jambisch patroon (metrum):
- De man geeft aan zijn zoon een hond.
- Matthijs vertelt Jeroen een mop.
- De ruitensproeiervloeistof heeft gelekt.
Etymologie
Veel van onze Taaltermen van de week zijn samengesteld uit allerlei andere woorden. Maar niet jambe. Via het Frans (iambe) en Latijn (iambus) herleidt je die direct naar het Griekse origineel:
- iambos (jambe)
Weetje
Het woord jambe is zelf géén jambe; het is een trochee! Je zegt dus: JAM-be.