Het is misschien wel de allerleukste soort woorden die er is: eponiemen. Ja hoor, zul je denken – synoniemen, die ken ik nog wel; homoniemen, ook wel eens van gehoord. Maar eponiemen, die gebruik je dus echt nooit.
Zou je denken? Dan is hier een uitdaging: probeer maar eens een dag door te komen zonder er eentje tegen te komen.
What’s in a name?
Elke keer als je een lamp van, zeg, 15 watt koopt; elke keer dat je dat mooie colbertje aantrekt; elke keer dat je geniet van een overheerlijke praline of een smakelijke sandwich; elke keer dat je een stekker in een 220V stopcontact steekt – altijd maar weer die eponiemen!
Er is geen ontkomen aan, ze zitten echt overal. Eponiemen zijn namelijk woorden die naar mensen, personages of plaatsen vernoemd zijn. In dit geval waren dat de Schot James Watt (hij vond het uit), de Fransman Jean-Baptiste Colbert (hij droeg ze), de Franse graaf du Plessis-Praslin (zijn kok maakte ze); de vierde Earl of Sandwich (hij at ze aan de goktafel) en de Italiaan Alessandro Volta (hij had wat met elektriciteit).

Een tikkie aan de late kant
Sommige eponiemen ontstaan al terwijl de persoon in kwestie nog leeft, maar soms ontstaan ze ook pas later. In dat laatste geval heeft de naamgever weinig plezier (of last) van zijn nieuwe roem.
Neem nou de Italiaan Vittore Carpaccio. Die leefde van circa 1460 tot 1525 en was een schilder in de Venetiaanse school. Zijn schilderijen tonen het leven in Venetië in de vroege Renaissance. Hij wordt niet gezien als een van de grote schilders van zijn tijd, maar geniet wel bekendheid voor zijn talent om in een schildering een verhaal te vertellen, om zijn toepassing van licht en bovendien – en daar draait het hier om – om zijn gebruik van rode tinten.

Je hebt natuurlijk al geraden om welk eponiem het hier gaat. Het staat op menig menu in restaurant en eetcafé: carpaccio. Maar onze vriend Vittore heeft deze vernoeming niet mee mogen maken. Pas in de jaren zestig van de twintigste eeuw werden die lekkere dunne reepjes rood vlees naar hem genoemd. Als hij nog leefde, zou hij zich in zijn graf omkeren. (Die uitdrukking is trouwens een juweeltje: het is en een contaminatie en een oxymoron!)
Executie
Het kan ook anders. Stel je voor, je heet Joseph-Ignace Guillotin en je leeft ten tijde van de Franse Revolutie. Je bent eigenlijk arts, maar in 1789 was er in de politiek het een en ander te doen, en dus ben je lid geworden van de Nationale Vergadering.
Er is een revolutie aan de gang en dus moeten er wat mensen geëxecuteerd worden. Je weet dat er in sommige andere Europese landen, wanneer er iemand uit de adelstand terechtgesteld moet worden, soms gebruikgemaakt wordt van een handig apparaat met een soort vallende bijl. Dat is snel en pijnloos. En dan hoeft zo’n edelman tenminste niet onderworpen te worden aan de pijn en de gêne van het bengelen aan de galg.
Je stelt de Nationale Vergadering voor dat eigenlijk iedereen recht heeft op zo’n rappe dood – égalité, immers – en dat onthoofden dus de voorkeur geniet boven ophangen. In 1792 nemen de dienaars van de wet het onthoofdingsapparaat officieel in gebruik.

Vervolgens gaat dat handige ding onverhoopt een guillotine heten. En het kan nog erger: de guillotine verwordt tot het executie-instrument bij uitstek van de Revolutionaire staatsterreur. Oei! Daar ben je minder blij mee, natuurlijk, en meneer Guillotin heeft later dan ook zijn naam veranderd.
Ze zijn in Frankrijk de naamgenoot van Joseph-Ignace overigens blijven gebruiken tot – hou je vast – 1977. Een paar jaar later werd de doodstraf afgeschaft en viel eindelijk het doek voor de valbijl.
En nee, er was geen meneer Epo. Wil je weten waar het woord eponiem wél vandaan komt? Kijk dan even hier door de Taaleidoscoop.