Een collega stapte op me af met een gezicht dat stond op 50% schaterlach en 50% verontwaardiging. En achteraf snap ik wel waarom.
In haar hand hield ze een formulier dat ging over een andere collega, die zich nog de ditjes en datjes van de Nederlandse taal en cultuur eigen aan het maken is. Het ogenschijnlijke doel van het gewraakte formulier was, denk ik, om een momentopname te maken van de voortgang van collega nummer twee op het nobele pad naar een volwaardig geïntegreerd polderlanderschap.
De instantie die dit allemaal bestiert is volgens mij het ministerie van WWI (Woning, Wijken en Integratie), en het zinnetje dat collega één op het formulier aanwees sprak al boekdelen over hun mentaliteit. Ik citeer: “Heeft de inburgeraar Nederlands gepraat?” En dan zo’n fijn ja/nee-blokje waar je je antwoord in kunt vullen.