Doeg

Ik kan me niet meer heugen wan­neer ik voor het laatst een brief zag die afges­loten werd met Hoogach­t­end… Nou kan dat natu­urlijk zijn omdat nie­mand mij nog hoogacht, maar ik denk toch dat er iets anders aan de hand is.

We zijn in de afgelopen decen­nia steeds informel­er met elka­ar gaan omgaan. Kled­ing­codes zijn ver­soe­peld – wie draagt er nog, zoals mijn groot­vad­er, ook in zijn vri­je tijd een driedelig pak? Aanspreekvor­men zijn geniv­elleerd – niet veel kinderen van de huidi­ge basiss­chool­gen­er­atie zeggen nog u tegen hun opa en oma, en niet veel van hun oud­ers zeggen nog u tegen hun baas. De MBB (“min­i­male beleefde begroet­ing”, een eigen verzin­sel van mij) is van al zijn cer­e­monieel ont­daan – iedereen kust en knuffelt elka­ar: van links tot oud, van hoog tot rechts, van jong tot laag. En de lange brieven en gesprekken van weleer zijn gro­ten­deels ver­van­gen door korte maar vaak niet eens zo krachtige e‑mails, msn-chats, sms’jes, iCards en gsm-babbels.

Dat dus
Dat dus

Verder lezen Doeg

Klerekleren

Stel je voor: je bent in Mia­mi, zoals ik twee weken gele­den. Je staat in een chique depart­ment store te ape­gapen naar alle modieuze kledij die daar te koop is. En dan, bij de dameskled­ing, moet je ineens aan wc-papi­er denken…

Het menselijk brein is een won­der­lijk ding. Want ik moest hele­maal niet zelf naar de restroom, en toi­let­pa­pi­er stond ook niet op mijn bood­schap­pen­li­jst­je. Nee, ik moest eraan denken dat ik ooit gelezen had over een Scan­di­navis­che pro­du­cent die op de Britse markt een nieuw merk wc-papi­er wilde lanceren. Daar is niks mis mee, natu­urlijk, maar als je dan kiest voor de pro­duct­naam “Krap” – tja, dan sla je de bips, par­don: plank toch wel mis.

Dat is zo ongeveer alsof IKEA, dat de won­der­lijk­ste pro­duct­na­men hanteert, in Ned­er­land een wc-bors­tel zou verkopen die “Strönt” heette. Zie dan je giechel­spieren maar in bed­wang te houden.

Verder lezen Klerek­leren

Ambassawattes?

Inflatie is een bek­end – en gevreesd – economisch fenomeen waar­bij geld min­der waard wordt naar­mate de tijd ver­strijkt. Een daar­van afgelei­de term, op het gebied van taal, is betekenis­in­flatie. Als een woord lijdt aan betekenis­in­flatie, wordt het steeds vak­er te pas en te onpas gebruikt, waar­door de oor­spronke­lijke, ker­nachtige beteke­nis aan kracht verliest.

Een van mijn favori­ete, betreurde slachtof­fers van betekenisont­waard­ing is uniek. Dat betekent voor veel mensen al lang niet meer “enig in zijn soort”, en wordt nu meestal gebruikt als syn­on­iem voor bij­zon­der en spe­ci­aal. Met het EK in volle gang zie je nu her en der leuke, knalo­ran­je, en in mas­sale hoeveel­he­den gepro­duceerde “unieke T‑shirts”. Ja, ja.

"Unieke opdruk"... écht?
“Unieke opdruk”… écht?

Een ander woord dat danig ver­wa­terd is, is ambas­sadeur. Toen de wereld nog jong en fris was, was een ambas­sadeur een man of vrouw van enige beteke­nis, een gevol­machtigd gezant, een diplo­matiek zaakge­lastigde. Maar van­daag de dag is elke bek­ende Ned­er­lan­der die ook maar een béét­je impre­sario heeft ook “ambas­sadeur”.

Verder lezen Ambas­sawattes?

Joker

De afgelopen weken was het weer eens zover: in mijn super­markt kon je Jok­ers plakken om jezelf te ver­wen­nen met extra kort­ing. En het fil­i­aal waar ik mijn bood­schap­pen doe is hele­maal fijn, want daar kun je doen aan “zelf­s­can­nen”, en dan hoef je niet meer lang in de rij te staan voor de kassa.

Maar de wereld is geen aards paradi­js, want je kunt natu­urlijk niet én Jok­eren én zelf­s­can­nen tegelijk. Om de nietsver­moe­dende klant hierop attent te mak­en, had ’s lands jok­erig­ste kruide­nier een bericht­je opge­hangen bij de zelf­s­canap­pa­rat­en. (Zie de foto of de tekst aan het eind van dit taalverhaal.)

Nu hou ik er niet van om schoolmeester­achtig de rode pen te hanteren als een terechtwi­jzend vingert­je. Iedereen maakt wel eens een fout. Maar dit zelf­s­can-jok­er-papiert­je heb ik toch even aan­dachtig bekeken.

Verder lezen Jok­er

Verstoppertje

Nou kijk, ik gebruik dus echt nooit stop­wo­ord­jes. Want het is dus zo, dat die echt hele­maal over­bod­ig zijn, weet je? Ik bedoel, je hebt van die mensen, weet je wel, die eigen­lijk echt om de haverk­lap van die woord­jes gebruiken, je weet wel, van die woord­jes die niks toevoe­gen aan wat je zegt. Dus.

Afi­jn, je begri­jpt denk ik wel wat ik dus bedoel. Ja? Ik bedoel, ik had het er gis­ter nog met mijn zwa­ger over, gewoon bij de lunch, en toen zei ik, ik zeg, oké, ik zeg weet je, die stop­wo­ord­jes hè, dat klopt eigen­lijk voor geen meter. Die naam dus. Stop-woord­jes. Ja?

STOP!!
STOP!!

Verder lezen Ver­stop­pert­je

Wijnglas

Het rumo­er rond de laat­ste twee, ingri­jpende, herzienin­gen van de spelling van het Ned­er­lands – in 1995 en 2005 – is inmid­dels wel een beet­je gaan liggen. Het doet niet echt pijn meer dat een pan­nenkoek een pan­nenkoek is en dat een kat­te­bel­let­je en een kat­ten­bel­let­je twee ver­schil­lende din­gen zijn.

Een kattenbelletje
Een kat­ten­bel­let­je

Er valt intussen nog best wat af te din­gen op hoe “inge­burg­erd” de nieuwe spellingsregels zijn, maar dat is iets voor een ander stuk­je. Hier gaat het over het feit dat veel meer ter­men dan vroeger nu aaneengeschreven wor­den, zon­der streep­jes of spaties. En dan wil ik spec­i­fiek kijken naar com­bi­naties van een bijvoeglijk naam­wo­ord of tel­wo­ord + zelf­s­tandig naam­wo­ord + zelf­s­tandig naam­wo­ord. Die schri­jf je namelijk aan elka­ar, als één woord.

Ik heb daar even aan moeten wen­nen. Een term als het Engelse long-term plan­ning vind ik ele­gant en overzichtelijk: je ziet mooi hoe de drie com­po­nen­ten zich tot elka­ar ver­houden. Deel één zegt iets over deel twee, en die zijn met een streep­je ver­bon­den. Samen zeggen ze weer iets over deel drie, en daar staat een spatie tussen.

Ook in het Ned­er­lands zou je “lange-ter­mi­jn plan­ning” kun­nen schri­jven, maar het is toch echt langeter­mi­jn­plan­ning – één woord. Het­zelfde geldt voor een­per­soons­bed, twee­t­ak­t­mo­tor en drie­gan­gendin­er. Dat zijn woor­den die vrij gang­baar zijn en door veel lez­ers prob­leem­loos veror­berd zullen wor­den. Maar geldt dat ook voor iets min­der vaak gelezen ter­men als kor­te­af­s­tandsvlucht, hogeres­o­lu­tiebeelden en rodewi­jn­glas?

Natu­urlijk, je snapt ergens wel dat bij “het rode wijn­glas” het glas rood is, en bij “het rodewi­jn­glas” de wijn. En dat je het dus ook nog over “het rode rodewi­jn­glas” zou kun­nen hebben. Maar geef toe: dat woord bli­jft er raar uitzien…

Verder lezen Wijn­glas