Inflatie is een bekend – en gevreesd – economisch fenomeen waarbij geld minder waard wordt naarmate de tijd verstrijkt. Een daarvan afgeleide term, op het gebied van taal, is betekenisinflatie. Als een woord lijdt aan betekenisinflatie, wordt het steeds vaker te pas en te onpas gebruikt, waardoor de oorspronkelijke, kernachtige betekenis aan kracht verliest.
Een van mijn favoriete, betreurde slachtoffers van betekenisontwaarding is uniek. Dat betekent voor veel mensen al lang niet meer “enig in zijn soort”, en wordt nu meestal gebruikt als synoniem voor bijzonder en speciaal. Met het EK in volle gang zie je nu her en der leuke, knaloranje, en in massale hoeveelheden geproduceerde “unieke T‑shirts”. Ja, ja.

Een ander woord dat danig verwaterd is, is ambassadeur. Toen de wereld nog jong en fris was, was een ambassadeur een man of vrouw van enige betekenis, een gevolmachtigd gezant, een diplomatiek zaakgelastigde. Maar vandaag de dag is elke bekende Nederlander die ook maar een béétje impresario heeft ook “ambassadeur”.
Je kunt ambassadeur zijn van een goed doel, zoals Clarence Seedorf voor Goal4Africa. Dat is nobel, en je verdient er veel waardering mee. Je kunt bijvoorbeeld ook ambassadeur voor een merk zijn, zoals Ruud van Nistelrooy voor Coca-Cola. Dat is niet nobel, en je verdient er bakken met geld mee.
Maar mijn unieke oranje EK-klomp breekt toch echt bij Marijke Helwegen, die haar lichaam voor ongeveer de helft heeft gekregen op natuurlijke wijze en voor de andere helft op de operatietafel – en die bekend staat als “ambassadrice van de plastische chirurgie”. (Op de voorpagina van het NRC werd ze vorige week zelfs bestempeld tot “ambassadrice van het maakbare lichaam”.) Kom op zeg! Lobbyist, misschien. Pleitbezorger, oké. Onze Marijke schijnt een leuke vrouw te zijn met goed stel, eh… hersens en een gezonde dosis relativeringsvermogen, maar ik moet de eerste persoon nog tegenkomen die haar ziet en spontaan zegt: Joepie! Ik ga me ook meteen laten “renoveren”! Ambassadrice? Dacht het niet.
Overigens komt het woord ambassadeur van het Latijnse ambactus, wat vazal of dienaar betekent. Het heeft, als je nog verder terugkijkt, waarschijnlijk een Keltische of Germaanse oorsprong, en is verwant aan het oud-Hoogduitse ambaht. Daar herken je al snel het Nederlandse woord ambacht in, wat ook afstamt van ambactus.
De ambassadeur is dus een ambachtsman. Of andersom. Zou hier misschien sprake zijn van betekenisdeflatie?