De taalterm van deze week, denotatie, weet precies hoe het zit. Hij is een soort wandelend woordenboek. Maar met je emotionele problemen moet je niet bij hem te rade gaan. Daar heeft hij een blinde vlek voor – of het kan hem gewoon niks schelen, dat kan ook.
Definitie
De denotatie van een woord of uitdrukking is neutrale, feitelijke woordenboekdefinitie van de uitspraak.
Hierbij kijk je dus niet naar hoe een woord gevoelsmatig “klinkt” (bijvoorbeeld grof, afkeurend of lovend), maar alleen naar de kale betekenis.
Voorbeelden
- De woorden bijzonder en speciaal hebben dezelfde denotatie.
- De denotatie van het woord bank kan zijn “lang zitmeubel voor meer dan één persoon”, maar óók “bedrijf waar je geld kunt bewaren en lenen”.
Etymologie
Wij hebben deze taalterm in de tweede helft van de 17e eeuw geleend van het Franse dénotation, dat op zijn beurt weer is afgeleid van het Latijnse denotationem.
- de- (volledig) + notare (optekenen)
De originele, bredere Latijnse betekenis van “in zijn geheel opschrijven” is pas in de vroege 17e eeuw toegespitst op het huidige, specifieke gebruik van “woordbetekenis”.
Weetje
De tegenhanger van denotatie is connotatie. Daarbij kijk je juist naar de emotionele lading van een woord of uitdrukking. Zo hebben de woorden dame en wijf een heel andere connotatie, zelfs al delen ze de denotatie “vrouw”.
Bonus-weetje
Stijlvormen zoals ironie en sarcasme spelen heel bewust met het verschil tussen denotatie en connotatie in een bepaalde context.
In de neutrale zin “Einstein was een geniale wetenschapper” voel je bijvoorbeeld geen sterke emotionele lading. Maar in de ironische zin “Wat voor een geniale uitspraak heeft die sukkel nou weer gedaan?” krijgt het woord geniaal een totaal ander gevoel mee.