De taalterm van deze week, beletselteken, is heel behulpzaam. Als een van zijn vrienden zegt dat hij er even tussenuit moet, dan is het beletselteken nooit te beroerd om zijn plaats in te nemen. Ook denkt hij graag met je mee en kijkt hij verder dan zijn neus lang is.
Definitie
Een beletselteken is een leesteken dat eruitziet als drie punten achter elkaar (…) en dat in de plaats komt van een uit de tekst weggelaten woorddeel, woord, zinsdeel, zin of zinnen. Het kan ook een pauze bij het spreken aanduiden.
Het beletselteken wordt ook wel gedachtepuntjes genoemd of, informeler, “puntje-puntje-puntje”.
De interpunctie wisselt; zie de voorbeelden hieronder.
Voorbeelden
1.
Als het beletselteken een deel van een woord vervangt (bijvoorbeeld om dat woord te kuisen), dan plak je het altijd direct aan het voorgaande woord vast.
- Wat is die scheidsrechter een klootz… dat hij daar een strafschop voor geeft!
2.
Als het beletselteken een woord of een aantal woorden vervangt, is dat vaak aan het einde van de zin. Je kunt dan een spatie tussen het laatste woord en het beletselteken schrijven, maar je ziet ook vaak dat die spatie wordt weggelaten – dat is bijvoorbeeld de huisstijl van Taaleidoscoop. Bij de voorbeeldzinnen hieronder zou je dus ook nog een spatie vóór de gedachtepuntjes kunnen schrijven.
Er zijn meerdere redenen om een beletselteken aan het eind van de zin te plaatsen. We zetten ze even op een rij.
De eerste is als er woorden zijn weggelaten:
- Is Sandra al naar huis gegaan? Maar ik dacht… Waarom heeft ze niks gezegd?!
De tweede is om aan te geven dat een opsomming nog door kan lopen:
- Henk is superhandig: hij kan schilderen, timmeren, metselen…
De derde is om, na een complete zin, aan te geven dat de gedachtestroom doorgaat, dat je er nog over door kunt denken:
- Ik dacht niet dat ze nog van gedachten zou veranderen…
3.
Als het beletselteken een pauze aangeeft, kun je een spatie voor én na schrijven. Maar je ziet ook vaak (net als hierboven en in de huisstijl van deze site) alleen een spatie na het beletselteken.
- Als je me zoiets vraagt… weet ik niet wat ik moet zeggen.
4.
Als het beletselteken aan het einde van de zin staat (zie ook een paar van de voorbeelden hierboven), schrijf je niet nog een extra punt ná het beletselteken. (Dan zou het er dus uitzien als vier punten, ook al zijn het maar twee leestekens.) Na de gedachtepuntjes kun je nog wél een uitroepteken of vraagteken toevoegen.
- Ik heb zo’n rare droom gehad…
- Wat een belachelijk idee…!
- Wie had dat gedacht…?
5.
Als het beletselteken in een citaat aangeeft dat er een frase of een of meerdere zinnen uit het citaat zijn weggelaten, dat zet je er aanhalingstekens voor en na. Het eerste voorbeeld hieronder geeft een volledig citaat; in het tweede voorbeeld staat een verkort citaat waaruit twee zinnen zijn weggelaten.
- In 1961 zei President Kennedy: “So let us begin anew—remembering on both sides that civility is not a sign of weakness, and sincerity is always subject to proof. Let us never negotiate out of fear. But let us never fear to negotiate. Let both sides explore what problems unite us instead of belaboring those problems which divide us.”
- In 1961 zei President Kennedy: “So let us begin anew—remembering on both sides that civility is not a sign of weakness, and sincerity is always subject to proof. (…) Let both sides explore what problems unite us instead of belaboring those problems which divide us.”
Etymologie
De samenstelling van deze taalterm is heel functioneel:
- beletsel (van beletten: verhinderen) + (lees)teken
Een beletselteken “verhindert” dus letterlijk woorden om in de zin te verschijnen!
Weetje
Vaak zie je dat mensen gewoon drie punten achter elkaar intikken, in plaats van een echt beletselteken. Zie daarover deze TaalTip.
Wat je ook wel eens ziet, is dat men twee punten schrijft in plaats van drie. Dat klopt dus dubbel niet: én het beletselteken bestaat niet uit losse punten én het horen er drie te zijn! Zinnen als
- * Ik dacht dat deze zin klopte..
kun je dus beter vermijden.
duidelijke uitleg
Dank je, Bert.