Taalterm: Spot

De taal­term van deze week, spot, houdt niet van mensen met lange tenen. Je moet een beet­je tegen een stoot­je kun­nen, vin­dt hij, en jezelf vooral niet al te serieus nemen. Lachen is gezond, en din­gen belache­lijk mak­en is vol­gens hem daarom een uit­stek­ende gewoonte.

Definitie

Spot is een sti­jl­figu­ur waar­bij je een bood­schap over­brengt op een manier die opzettelijk oneer­biedig is of die iets belache­lijk maakt.

Veel voorkomende vor­men van spot zijn ironie en sar­casme.

Voorbeelden

  • Heb je alweer het eten lat­en aan­bran­den? Schri­jf je in voor MasterChef!
  • Mijn baas weet even­veel over com­put­ers als een goud­vis over hersenchirurgie.
  • Is dat een nieuwe jurk? Ik dacht dat hij van je oma was.
  • Oh jee, heeft Mau­rice weer eens een geniale ingev­ing gehad?

Etymologie

Het woord spot is onveran­derd uit het Mid­delned­er­lands tot in de heden­daagse taal gekomen.

Wat de herkomst uit de peri­ode daar­voor is, is niet duidelijk. Maar veel andere Noord-Europese tal­en hebben een soort­gelijk woord met dezelfde betekenis.

Weetje

Ver­wante uit­drukkin­gen zijn bijvoor­beeld de spot dri­jven met, bespot­telijk zijn en spot­ten met:

  • Je moet niet de spot dri­jven met iemands ziekte.
  • Ik vind het bespot­telijk dat je niet meekomt.
  • Met liefdesver­dri­et valt niet te spotten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *