In het Nederlands zeggen we zowel lente als voorjaar, en zowel herfst als najaar. Het gebruik van twee woorden voor hetzelfde seizoen is dus niet onbekend. Op dezelfde manier overlapt de betekenis van het Engelse fall en autumn – maar wat is dan het verschil?
Waar hebben we het over?
Als twee woorden in een taal dezelfde betekenis hebben, hebben ze vaak een verschillende etymologie. Ze zijn dan via andere routes in de taal terechtgekomen.
Betekenis en gebruik
- Fall is het Engelse woord voor herfst.
- Autumn is het Engelse woord voor herfst.
Let op! Ik maak hier geen (nog) onderscheid tussen Amerikaans-Engels en Brits-Engels! Daarover straks meer.
Voorbeelden
- Leaves turn red and brown in the fall.
- Autumn is traditionally the harvest season.
Even opletten
In de Verenigde Staten en Canada is fall gebruikelijker dan autumn, zeker na pakweg 1900. Kijk maar naar deze Ngram van de relatieve gebruiksfrequentie.
In het Verenigd Koninkrijk en Australië is het precies omgekeerd. Daar is autumn de meer gebruikte term, al wordt het verschil na ongeveer 1950 wel kleiner. Dat is ongetwijfeld onder invloed van de dominantie van het Amerikaans-Engels in de populaire cultuur van na de Tweede Wereldoorlog. Kijk maar naar deze Ngram.
Er is dus wel degelijk een regionaal verschil in gebruik. Daarmee zou je misschien denken dat autumn de “originele” Brits-Engelse term is, en dat fall een soort nieuwerwetse Amerikaanse innovatie is. Niets is minder waar.
Weetje
Beide woorden zijn ongeveer even oud en komen in het Engels voor vanaf de 16e eeuw.
Fall is een verkorte versie van uitdrukkingen als fall of the year of fall of the leaf, waarmee de periode tussen de zomer en de winter werd aangeduid. De term was rond 1600 al volop in gebruik op de Britse eilanden, en dus ook bij emigranten uit die landen die naar de koloniën op het Amerikaanse continent gingen.
Autumn is een iets ouder woord, maar is pas vanaf de 18e eeuw een meer prominente rol gaan spelen – met name in het Brits-Engels. In de periode van de Verlichting was het Frans een belangrijke taal en de etymologie van autumn is verwant aan het Franse automne. Na die tijd zie je dat autumn veel frequenter wordt dan fall, tot die kentering rond 1950 die we eerder al zagen.
Kijk maar naar deze Ngram voor Brits-Engels, die de hele periode van 1500–2000 weergeeft.
Zie je die grote piek voor autumn die begint rond 1750 en weer afneemt na 1950? Een mooi voorbeeld van veranderingen in de levende taal, gevisualiseerd in een nette grafiek.
Is het Oud-Engelse woord ‘haerfest’ met betekenis oogst niet de oorspronkelijke term die door het Franse ‘automne’ verdrongen is?
Je hebt helemaal gelijk, Piet – en dit is iets wat ik nog niet wist! Dank voor de tip, dus.
Volgens de Online Etymology Dictionary was hærfest in het Oudengels en Middelengels de meest gangbare term voor het seizoen, en is de betekenis van harvest pas gaan verschuiven naar “oogst” nadat autumn als leenwoord zijn intrede deed en fall verschoof naar diezelfde betekenis.
Dit illustreert ook dat het Engelse harvest en het Nederlandse herfst neefjes van elkaar zijn.