Het is al lang een strijdpunt in Nederland Taalland: de vele Engelse leenwoorden die het Nederlands aan het opnemen is. Iedereen reageert daar op zijn eigen manier op.
De een vindt het cool dat hij de excellence van zijn department naar een heel nieuw level heeft kunnen liften; de ander vindt dat maar niks. Sommigen worden strijdbaar en weerbarstig, en willen het “echte” Nederlands beschermen, anderen zien het als een onvermijdelijke modernisering en verrijking.
Nieuw begrip
Soms introduceert een Engels woord een nieuw begrip in de Nederlandse taal, zoals computer, facelift, lobbyen, monitor, pacemaker en volleybal. Bij deze woorden heb je in eerste instantie niet veel keus; er bestaat gewoon geen Nederlandse tegenhanger voor.
Maar van sommige nieuwe termen ontstaat later toch een Nederlandse versie. Zo hebben word processor en print-out de woorden tekstverwerker en uitdraai/afdruk opgeleverd. Het kan ook gebeuren dat er wel een Nederlandse versie ontstaat, maar dat die niet echt aanslaat. Vaak blijft de Engelse versie dan toch de eerste keus; denk aan homepage en thuispagina, maar ook aan browser en bladeraar.
Zij aan zij
Voor andere Engelse woorden bestaat al een Nederlands equivalent, zoals slogan – slagzin en sale – uitverkoop. Als twee woorden zij aan zij bestaan, ontstaat er meestal na verloop van tijd toch een subtiel verschil in gebruik of betekenis.
Kijk bijvoorbeeld maar naar service. Dat heeft in dienst en dienstverlening uitstekend geëquipeerde Nederlandse tegenhangers. Maar inmiddels zijn er situaties waarin iedereen de voorkeur zal geven aan het Engelse woord. Neem nou deze zin: De producten van MeubelCity zijn best goed, maar hun service is belabberd. In deze specifieke betekenis, “dienstverlening aan klanten”, zullen nog maar weinig mensen de voorkeur geven aan dienstverlening.
Sporttermen
In de sportwereld zie je hierbij duidelijke verschillen; kijk maar eens naar voetbal en tennis. De voetbaltaal kent van veel woorden zowel een Nederlandse als een Engelse variant. Ga maar na:
- Werd die goal nou gescoord uit een corner, na een mooie assist van de captain (de keeper was kansloos)?
- Of werd dat doelpunt gemaakt uit een hoekschop, na een mooie voorzet van de aanvoerder (de doelman was kansloos)?
Het tennisjargon kent die tweetaligheid veel minder. Het Engels is hier onbetwist de baas. Er zijn geen echt goede Nederlandse woorden voor begrippen als racket, smash, set, baseline, breakpoint, volley, lob, etc.
Het woord racket, trouwens, is van oorsprong niet eens een Engels woord. Het Engels heeft het weer van het Franse raquette overgenomen. En de Fransen weer op hun beurt van het Italiaanse racchetta. En dat is weer afgeleid van het Arabische woord râha, dat “handpalm” betekent. Kortom: woorden overnemen uit andere talen is niet iets van de laatste tijd.
Niveau
Het is eigenlijk een kwestie van aanvoelen. Er zijn situaties waarin het gebruik van een Engels woord geen enkel probleem oplevert. Dat is meestal het geval als er geen levensvatbaar alternatief voorhanden is. Je voelt al snel aan wanneer iemand een Engels woord gebruikt uit overwegingen die meer met effectbejag te maken hebben dan met duidelijkheid.
- Dus dit kan door de beugel: Als je in dit spel 10.000 punten haalt, ga je naar het volgende level.
- En dit niet: Op deze EP bereikt hij een heel nieuw level met zijn muziek.
Hoe dan ook, het Engels zal nieuwe woorden blijven leveren aan het Nederlands, in het bijzonder in de ICT-wereld. Gebruik ze naar hartenlust, maar probeer overbodig en protserig Engels te vermijden.
Zo heb je level vaak niet echt nodig; het Nederlands heeft daar allang een mooi Frans woord voor geleend.