Koekjes, chips en chocomel

Een tijd­je gele­den ben ik met de kids naar het De Mirand­abad in Ams­ter­dam geweest. Wat zich voor mijn ogen ontvouwde was een soci­aal-gas­tronomisch spek­takel van ongek­ende pro­por­ties, dus dat wilde ik je niet onthouden.

Een paar andere badgas­ten had­den hun stuk­je zwem­badter­ri­to­ri­um afge­bak­end vlak voor de plek waar ik zat. Deze goede lieden sprak­en een Slavis­che taal. Russen, miss­chien? Of Polen, of Oekraïn­ers? Zoi­ets. De moed­er-over­ste van de club was een dame van een jaar of vijftig die alleen al angst inboezemde door­dat ze ongeveer even breed als lang was. Zij vat­te post op een van de stoe­len die ze verza­meld had­den en is geen moment meer van haar plaats geweest. Om haar heen ston­den drie goed vol­ge­propte tassen.

In de entourage van deze akela bevon­den zich drie dochters, zo’n 25–30 jaar jonger, en alle­maal al even beangsti­gend gepro­por­tion­eerd. Deze drie bewogen zich wel in het water, maar kwa­men geregeld terug om even te over­leggen met de matrone. En ten slotte waren en nog drie kleine kinderen, die (óók al!) meer vet op hun lijf­jes had­den dan bij menig vol­wassene aan­vaard­baar zou zijn. De geza­men­lijke body-mass index van deze Miranda­gas­ten was genoeg om een klein dorp een maand lang van brand­stof te voorzien.

En dat was ook niet ver­won­der­lijk, want wat ze deden was eten. Eten. En nog eens eten. Mama Baboesj­ka hield het fort, en telkens (maar dan ook elke keer) als een van de zes jon­geren langskwam, toverde ze uit haar drie goed vol­ge­propte tassen voed­sel tevoorschi­jn. Koeken, repen, snoep­jes, fris­drank, brood­jes, zout­jes – ik heb de gemid­delde weekvoor­raad van een kleine super­markt voor­bij zien gaan.

Hoorn des overgewichts
Hoorn des overgewichts

Deze lieve mensen waren ook niet te beroerd om met eten en al het water weer in te lopen, en ook niet om gevallen riet­jes en wikkels en stuk­jes KitKat gewoon op de grond te lat­en liggen. Nou ja, je snapt het wel: het waren de Tokkies, maar dan op zijn Slavisch.

Waarom ver­tel ik je dit? Omdat ik geen woord ver­stond van wat dit gezelschap zei. Ik spreek immers geen Rus­sisch of Pools of Oekraïens. En zij geen Ned­er­lands. Ten min­ste, tot­dat het eten opraak­te. Want toen, ineens, ter­wi­jl een van de kle­in­sten begon te graaien in de inmid­dels niet-meer-zo-vol­ge­propte tassen, zei oma Slav­i­tok: “Ne kos­nitesy moe­mu meshku! Vay mozhete tolyko ime­ty koek­jes i chips i chocomel!” De eerste helft verzin ik er nu zelf bij, maar deel twee was vol­strekt ver­staan­baar polderlands.

Ik zei het al: bij deze skip­py­ballen draaide alles om eten. En de weinige Ned­er­landse woor­den die ze zich eigen gemaakt had­den, waren dus ook woor­den voor voed­sel. Hoe toepas­selijk… Kijk, dat is nou nog eens een schoolvoor­beeld van integratie!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *