In de vorige Taaleidoscoop zag je de beladen termen genocide en allochtoon langskomen. Je hebt nog van me tegoed het verhaal van waar deze woorden vandaan komen.
Om met het eerste te beginnen: genocide is zoals zoveel woorden een nieuwe combinatie van een paar termen uit de klassieke oudheid. In dit geval zijn dat het Griekse woord genos (ras, geslacht) en het Latijnse achtervoegsel -cide (doder), dat op zijn beurt weer afgeleid is van het werkwoord caedere, dat doden betekent. Datzelfde suffix vind je ook in woorden als pesticide (plaag+doder) en suïcide (zelf+doding).
De geboorte van genocide is heel precies vast te stellen: het was in 1943. De vader van het woord is ook bekend, dat was de Pools-Joodse jurist Raphael Lemkin (1900−1959). Hij zocht een term die de systematische moord op bepaalde etnische groepen zou kunnen beschrijven. De Holocaust was toen in volle gang, maar het historische voorbeeld dat hem in eerste instantie op het idee bracht, was de Armeense genocide van vlak na de Eerste Wereldoorlog. Dezelfde volkerenmoord, dus, die nu juist aanleiding is voor het gesteggel over het woord genocide. Je zou het historische ironie kunnen noemen.
Ook allochtoon is een samenstelling van klassieke delen, twee Griekse in dit geval: allos (ander) en khthon (aarde). Het is begin 20e eeuw gevormd as tegenstelling voor het oudere autochtoon, dat al rond 1830 debuteerde en “inheems” betekent (auto betekent “zelf” of “hetzelfde”).

In het Nederlands heeft allochtoon als meest prominente betekenis “mensen die van elders komen”. Maar de betekenis kan veel breder zijn. Ook plant- en diersoorten en gesteenten kunnen allochtoon of autochtoon zijn. Sterker nog, in het Engels zijn allochthonous en autochthonous helemaal geen gangbare termen; je vindt ze eigenlijk alleen in wetenschappelijke publicaties. En dan nog zijn hun evenknieën exotic en indigenous veel gebruikelijker. De allochtonen waar nu in Nederland zoveel om te doen is, worden in het Engels immigrants of aliens genoemd.
Ten slotte stel ik je even voor aan een minder bekend zusje van allochtoon. Ik zei al dat dat woord bedacht is als tegenhanger van autochtoon. Maar je kunt zo’n tegenstelling ook op een andere manier maken – en dat is ook gebeurd. Neem in plaats van allo- (ander) het voorvoegsel hetero- (verschillend) en je krijgt heterochtoon. Ook dat woord heeft een Engelse collega: heterochthonous.
Misschien moeten we de heren Hirsch Ballin en Leers, die zo’n aversie hebben tegen allochtoon, eens voorstellen dat zij Nederlanders met een niet-blanke achtergrond voortaan maar “heterochtonen” noemen.