In de afgelopen week waren er twee woorden in het nieuws die een politieke discussie aanwakkerden en die allebei met etnische afkomt te maken hebben. Die woorden waren genocide en allochtoon.
Om met de laatste te beginnen: in 2008 stelde minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin al voor om de term allochtoon te schrappen omdat het “een valse tegenstelling” zou scheppen. En nu doet minister voor Integratie Gerd Leers een duit in hetzelfde zakje, omdat het woord “denigrerend” zou zijn. Hun tegenstrever is de PVV, die de definitie van wat en wie “allochtoon” is juist wil verbreden, zodat méér mensen “allochtoon” worden.
En dan die andere, nog meer beladen term. Genocide. Meer specifiek: de Armeense genocide. Daar doet zich internationaal een rare spagaat voor. In Turkije is het verboden om die historische gebeurtenissen een genocide te noemen, en sinds vorige week is het in Frankrijk verboden om te ontkennen dat het een genocide was. Die twee stellingnamen zijn per definitie onverenigbaar.
Nou gaat de Taaleidoscoop er niet over wie wel of niet een allochtoon is, of wat wel of niet een genocide is. Maar in beide gevallen is er iets interessants aan de hand: de hele discussie gaat maar in beperkte mate over de maatschappelijke of historische werkelijkheid. De vraag is niet of er mensen zijn die geen inboorling van de Nederlanden zijn; de vraag is niet of er massaal Armeniërs gedood zijn. Nee, de vraag is hoe we die dingen noemen. Welk woordje plak je erop?
Daarmee wordt het taalspel verheven tot een politieke strijd, en zelfs tot een filosofisch probleem: hoe verhoudt de betekenis van onze woorden zich tot de realiteit van ons bestaan?
Vergelijk het maar eens met dit voorbeeld. Stel, er is een geometrische vorm (ik vertel je niet welke). De Turk zegt: Het is verboden om deze vorm een vierkant te noemen. Maar de Fransman zegt: Nee, het is juist verboden om te ontkennen dat deze vorm een vierkant is. Of… De Minister zegt: Voortaan gaan we deze vorm geen vierkant meer noemen. Maar de gedoogpartner zegt: Nee, voortaan gaan we niet alleen deze maar ook die vorm een vierkant noemen.
Het lijken wel teksten uit een absurdistisch toneelstuk. Dit zijn discoursen die even dwaas als ironisch zijn. Als toeschouwer schreeuw je het wanhopig uit – is het nou een vierkant of niet?! Wat is de realiteit?
Maar als we de werkelijkheid onder ogen zien, moeten we ook onszelf onder ogen zien. En daar zijn wij mensen helaas niet bijster goed in.
(Volgende keer krijgt dit verhaal nog een staartje, want dan kijken we waar de woorden genocide en allochtoon eigenlijk vandaan komen.)