Donderwerp

Luis­ter eerst even mee naar het vol­gende (ver­taalde) gesprek­je… Er zijn twee sprekers.

  • A: Hal­lo, mijn naam is Mike en ik ben een man.
  • B: Ben je blij dat je een mens bent?
  • A: Rechter, ik ben een kerel.
  • B: Maak je je daar zor­gen over?
  • A: Geen zor­gen, we werken ons er wel doorheen.
  • B: Heb je zor­gen dan?
  • A: Lat­en we dat tra­ject achter ons laten.
  • B: Waarom?
  • A: Waarom? Ik vind dit een leuk onderwerp.
  • B: Wat denk jij dat het onder­w­erp is?
  • A: Wat is het onder­w­erp vraag ik me af als ik denk? Ik weet dat het goed is om over na te donken. Denk diip na over mys­terieuze onderwerpen.
  • B: Welke mys­terieuze onderwerpen?
  • A: Denk diep na over mys­terieuze donderwerpen.
  • B: Wat is een donderwerp?

Inmid­dels zal het gevoel je hebben bekropen dat een van deze twee gesprekspart­ners niet hele­maal goed bij zijn ver­stand is. En je hebt hele­maal gelijk. Meneer A is namelijk een computer.

Het don­der­w­erp – par­don, onder­w­erp van deze Taalei­doscoop is namelijk de Tur­ingtest. Zelfs al zegt die naam je niets, je hebt er vast wel eens over geho­ord. Deze test werd voor het eerst beschreven in 1950 door de Britse wiskundi­ge Alan Tur­ing (1912−1954), in een paper met de titel “Com­put­ing Machin­ery and Intel­li­gence”. Tur­ing wordt door velen beschouwd als de vad­er van de mod­erne com­put­er­weten­schap­pen, en hij ver­zon een test die aan zou kun­nen geven of een machine/computer kon “denken”. Het gaat zo: laat een per­soon een gesprek aan­knopen, alleen via geschreven tekst (chat­ten, zouden we nu zeggen), met twee anderen. Een van die twee is een ander mens; de tweede is een com­put­er. Als de proef­per­soon niet kan onder­schei­den welke van de twee de com­put­er is, is de machine voor de Tur­ingtest geslaagd.

De Turingtest schematisch
De Tur­ingtest schematisch

Dat was 1950. Inmid­dels hebben jij en ik bij ons bureau een huis‑, tuin- en keuken­com­put­er staan die din­gen kan waar een halve eeuw gele­den zelfs de meest vision­aire automa­tis­er­ings­deskundi­ge niet eens van kon dromen – en wat we ervoor terugkri­j­gen in een Tur­ingtest anno 2008 is, nou ja, “mys­terieuze don­der­w­er­pen”. Met vrien­delijke dank aan het pro­gram­ma Ultra Hal.

Ik snap heel goed dat Tur­ing taal uitkoos als lak­moe­sproef voor com­put­er­in­tel­li­gen­tie. Want wat ons meer dan wat dan ook mens maakt, is de taal die we gebruiken. Om grap­jes te mak­en, om prob­le­men op te lossen, om te flirten en te schelden, om te over­leven en om over lev­en te spreken. En begri­jp me niet ver­keerd, ik zou het super­me­gavet­cool vin­den als ooit een pro­gram­ma de Tur­ingtest zou doorstaan. Maar zelfs met de beste wil van de wereld denk ik toch: it ain’t gonna hap­pen. Daar­voor zijn jij en ik, met al onze menselijke teko­rtkomin­gen, toch veel te bijzonder.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *