De taalterm van deze week, hulpwerkwoord, is anderen graag van dienst. Nou doet hij dat ook uit eigenbelang, want zelf heeft hij niet zo veel te vertellen. Maar door tegen zijn vrienden aan te schurken, maakt hij zich toch nog nuttig.
Definitie
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat van zichzelf geen eenduidige betekenis draagt, maar “samenwerkt” met een ander, zelfstandig werkwoord om daar een extra lading aan toe te voegen.
Wat die lading precies is, verschilt afhankelijk van het soort hulpwerkwoord. In de voorbeelden hieronder zie je welke opties er zijn.
Voorbeelden
Met een hulpwerkwoord van tijd (of: temporeel hulpwerkwoord; of: perfectisch hulpwerkwoord) kun je je basiswerkwoord in een andere grammaticale tijd zetten. Voor de voltooide tijd gebruik je hebben of zijn; voor de toekomstige tijd gebruik je zullen of gaan.
- Wij hebben gisteren gedanst.
- Ik ben nog niet opgestaan.
- Morgen zullen we weer praten.
- Denk je dat je voor 12 uur gaat komen?
Met een hulpwerkwoord van wijze (of: hulpwerkwoord van modaliteit; of: modaal hulpwerkwoord) geef je aan hoe je het basiswerkwoord (in zijn context) moet lezen. Je geeft het een bepaalde lading.
- Je hoeft niet mee te lopen.
- Ik moet nu echt vertrekken.
- Hij wil elke dag pannenkoeken eten.
- Mag ik binnenkomen?
Andere voorbeelden van modale hulpwerkwoorden zijn: blijken, kunnen, lijken en schijnen.
Met een hulpwerkwoord van de lijdende vorm (of: passief hulpwerkwoord) zet je een werkwoord in de lijdende vorm. Je hebt twee opties: worden voor de gewone lijdende vorm en zijn voor de voltooide tijd.
- Ze wordt misschien ontslagen.
- Het voorstel is direct aangepast.
Met een hulpwerkwoord van causaliteit (of: oorzakelijk hulpwerkwoord) geef je aan dat de actie van het zelfstandige werkwoord door iets of iemand veroorzaakt wordt. Dit kan met laten of (een tikkie ouderwets) met doen.
- Ik laat de soep nog even pruttelen.
- De griezelfilm deed hem bibberen van angst.
En met, ten slotte, een hulpwerkwoord van aspect laat je zien dat de actie van het zelfstandige werkwoord binnenkort begint (komen en gaan), of juist langer voortduurt (blijven).
- Hij komt meehelpen.
- Ik ga alvast beginnen.
- Het blijft behelpen.
In constructies met te en een ander werkwoord gelden bijvoorbeeld ook zitten, lopen en staan als hulpwerkwoorden van aspect. Ze geven (net als blijft hierboven) aan dat een handeling gaande is.
- Ik zit net aan je te denken!
- Ze loopt te broeden op haar snode plannetjes.
- Hij staat zich duidelijk te vervelen.
Zie je de rode draad door alle voorbeelden heen? Steeds is het hulpwerkwoord zélf niet voldoende om de zin te snappen; je hebt echt de betekenis van het “geholpen” zelfstandige werkwoord echt nodig.
Etymologie
Niet alleen zijn hulpwerkwoorden behulpzaam, zelfs hun etymologie maakt het je makkelijk:
- hulp (assistentie) + werk (van “werken”) + woord (eenheid van betekenis)
Letterlijk een werkwoord dat (een ander werkwoord) helpt, dus.
Weetje
Veel hulpwerkwoorden kunnen óók dienst doen als zelfstandig werkwoord. Dan staan ze dus op zichzelf en is er geen ander werkwoord waar ze iets aan toevoegen. Kijk maar:
- Ik heb een hond.
- Zij is mijn dochter.
- Hij wordt later brandweerman.
- Wat doe je?
- We gaan naar Berlijn.