Woorden zijn wonderlijke beestjes. Je hoeft niet eens te kijken naar een bijzondere categorie, zoals voegwoorden, eponiemen of lidwoorden – nee, gewoon: woorden. Ze lijken zo gewoon, en toch is de vraag wat een woord precies is behoorlijk ingewikkeld.
Om te beginnen…
Een eerste poging zou kunnen zijn: een woord is een serie opeenvolgende letters of klanken. Maar daarmee loop je meteen al vast, want “wpkstruz” is geen woord: je kunt er niks mee. Je moet dus minimaal een serie opeenvolgende letters of klanken hebben die je op de een of andere manier nuttig gebruiken kunt om je mee uit te drukken.
Maar daarmee ben je er nog niet, want wat moet je met “bank”? Een bank is een bedrijf dat doet aan financiële dienstverlening, en een bank is een zitmeubel voor meer dan één persoon. Is bank een woord? Is bank twee woorden? En het wordt nog lastiger als je de geschreven taal even loslaat. Wat moet je bijvoorbeeld met het Engelse woord dat ongeveer klinkt als “miet”. Dat is vlees en het is ontmoeten, maar die twee schrijf je weer verschillend. Is het één woord met twee schrijfwijzen? Zijn het twee woorden?
Uitspraak, spelling en betekenis
De oplossing van dit vraagstuk zit in de toevoeging van het begrip betekenis. Een woord is een klank of een serie klanken (spreektaal) en een daarbij horende letter of serie letters (schrijftaal) met een bepaalde, op zich staande betekenis.
Dat “op zich staande” is wel belangrijk, want in “He said he’d be here soon” is de toevoeging ’d bij he géén woord. Voor wie er echt het fijne van wil weten: zo’n aanplaksel – dat je ook vindt in bijvoorbeeld “De begonia’s zijn uitgebloeid”, “I’ll see you tomorrow” en “Ik zal hem even sms’en” – heet in het Nederlands een cliticum en in het Engels een clitic.
Meat en meet zijn dus twee woorden, en bank en bank ook. Maar deze voorbeelden geven meteen aan waarom het concept woord zo lastig is: de uitspraak, spelling en betekenis van woorden zijn niet een-op-een met elkaar verbonden.
Om de verschillen die zo ontstaan aan te duiden, heb je een paar prachtige termen: homoniem, homofoon en homograaf (in het Engels: homonym, homophone en homograph). Als je de naslagwerken doorpluist, ontdek je dat er geen volledige consensus bestaat over de precieze overlap/afbakening van deze begrippen. Maar toch: hier volgt een korte samenvatting.
- Homoniemen zijn woorden die verschillen in betekenis, maar die dezelfde uitspraak en/of spelling hebben, zoals kater (dier) en kater (bier) in het Nederlands, of rest (rust) en rest (rest) in het Engels. Deze voorbeelden zijn volbloedhomoniemen: ze hebben dezelfde spelling en
Homografen en homofonen zijn wat je krijgt als een van die twee wegvalt. Dus…
- Homografen zijn woorden die verschillen in betekenis en uitspraak, maar die dezelfde spelling hebben, zoals appel (vrucht) en appel (oproep), of lead (leiden) en lead (lood).
- Homofonen verschillen in betekenis en spelling, maar hebben dezelfde uitspraak. Denk aan eiken en ijken, of break en brake.
Van hom0- naar syno-
Ten slotte de andere kant van de medaille: verschillende woorden met dezelfde of ongeveer dezelfde betekenis: synoniemen.
Veel synoniemen ontstaan als er, naast een woord dat uit een andere taal geïmporteerd is, een nieuw Nederlands woord met dezelfde betekenis ontstaat: speaker en luidspreker, monitor en beeldscherm.
Echte volbloedsynoniemen, zoals onmiddellijk en meteen, komen veel minder voor. Die zijn dus heel eh… bijzonder, of eh… speciaal. Kies maar.