De werkwoorden smaken en proeven hebben allebei te maken met de ervaring van het nuttigen van eten en drinken. Maar wie doet het smaken, en wie doet het proeven? En is alles wat je proeft ook smakelijk? We zetten onze tanden in deze klassieke taalvraag!
Waar hebben we het over?
Soms verandert een woord gaandeweg van betekenis, en kan een gebruik dat vroeger gangbaar was met de tijd in de mode raken.
Betekenis en gebruik
- Smaken betekent: een bepaalde smaak hebben, de zintuigelijke ervaring van smaak oproepen.
- Proeven betekent: de smaak van iets ervaren.
Met andere woorden: de mens proeft hoe het eten of drinken smaakt.
Eten kan niet “proeven” want het geeft geen smaakpapillen; en een mens kan niet “smaken” – tenzij hij opgegeten wordt, door een kannibaal bijvoorbeeld.
Voorbeelden
- De erwtensoep smaakt heerlijk.
- Deze snoepjes smaken allemaal anders.
- Wil jij even proeven of dit stoofpotje niet te flauw is?
- Een oenoloog proeft graag wijn.
Voor de volledigheid: een zin als “Dit brood proeft naar gember” geldt dus als fout.
Even opletten
Tot in de 18e eeuw werd het werkwoord smaken wel degelijk ook gebruikt in de betekenis van “proeven”. Maar dat gebruik is in onbruik geraakt.
Toch zie je die betekenis nog steeds terug in een uitdrukking als “het genoegen smaken om…”, waarin smakeneigenlijk proeven (ervaren) betekent.
Weetje
Het is grappig hoe het woord smaak neutraal is: iets kan zowel lekker als vies smaken. Maar kijk dan naar het afgeleide woord smakelijk – dat slaat alléén op dingen die erg lekker zijn!
Weer wijzer, wat een leuke en interessante taalweetjes zijn dit
Dank je wel, M! Zoals ze in het Engels zeggen: we aim to please… ?