Een paar weken geleden keek de Taaleidoscoop al naar achternamen, en dus kon dit stukje niet uitblijven… Hoe zit het met onze voornamen?
Je naam is een wonderlijk ding. Het zijn maar een paar klanken op een rij – maar wat zijn dat belangrijke klanken! Je vat ermee samen wie je bent. En dat is niet niks. Je kunt ook zeggen, “Ik ben Nederlander” of “Ik ben kleurenblind”. Maar daarmee geef je alleen maar aan dat je hoort bij een bepaalde (deel)groep. Als je zegt, “Ik ben Daan”, dan is daarmee alles gezegd. Er is geen groep van Daanen, zelfs al hebben anderen dezelfde voornaam als jij. Daan, dat ben jij.
Het merkwaardige is dat je je eigen naam, hoe persoonlijk die ook is, niet zelf uitkiest. Dat doen je vader en moeder voor je. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen soms later, vaak in hun tienerjaren, een andere roepnaam kiezen. Maar bij je geboorte zegt je naam meer over je ouders dan over jou zelf.
Die ouders zijn, in tegenstelling tot de pasgeborene, al lang doordrenkt van de cultuur waarin ze leven, en hun naamkeuze voor de nieuwe wereldburger weerspiegelt dat. Je ziet dan ook dat met het veranderen van de tijden ook de keuze van kindernamen verandert.

In 2009 waren de populairste jongensnamen, in volgorde van 1 tot 10: Daan, Sem, Lucas, Ruben, Jayden, Thomas, Tim, Milan, Lars en Jesse. Bij de meisjes waren het: Emma, Sophie, Julia, Lieke, Lotte, Sanne, Lisa, Eva, Anna en Noa.
Hoe anders was dat een eeuw eerder! Tussen 1900 en 1920 gaven Neerlands vakes en moekes bij voorkeur hun borelingen de volgende namen. De top 5 voor een zoon: Jan, Hendrik, Johannes, Willem en Cornelis. En voor een dochter: Maria, Johanna, Cornelia, Anna en Elisabeth.
In 1941 was daar nog niet veel in veranderd. Toen was de top 10: Johannes, Jan, Cornelis, Hendrik, Willem, Petrus, Pieter, Wilhelmus, Gerrit en Jacobus. Voor een meisje was dat: Maria, Johanna, Anna, Cornelia, Wilhelmina, Elisabeth, Catharina, Hendrika, Petronella en Adriana.
Toen ik naar de middelbare school ging, in de jaren tachtig, struikelde je zowat over de vele meisjes die Kim of Joyce heetten, en over jongens met de naam Peter of Michael. Een jaar of tien geleden barstte het ineens van de baby’s die Sterre en Floris genoemd werden. En tja, waar zijn die namen nu gebleven?
De trend is duidelijk. Er is kennelijk een proces van internationalisering en informalisering aan de gang, maar namen zijn ook een modeverschijnsel geworden. Aan alle ouders in spe zou ik zeggen: zoek het vooral lekker zelf uit – maar bedenk wel dat je kind, ook als jij al lang dood en begraven bent, nog steeds zijn of haar naam met zich meedraagt, en dus ooit “Oma Kiki” zal zijn.