De taalterm van deze week, trochee, is het spiegelbeeld van het woord waar we een paar weken gelden naar keken: jambe. Maar de ene “da-dum” is de andere niet, dus hoe zit dat nou precies?
Definitie
Een trochee is net als een jambe een versvoet. Hij bestaat uit twee lettergrepen, eerst een beklemtoonde en dan een onbeklemtoonde.
De klemtoon in een trochee valt dus zo: DA-dum. Zet er vier achter elkaar en je krijgt: DA-dum DA-dum DA-dum DA-dum – en dat heet dan een “trocheïsche tetrameter”. (Altijd een handige kreet om in je achterzak te bewaren…)
Voorbeelden
Deze zinnen hebben allemaal een trocheïsch patroon (metrum):
- Mensen moeten vaker boeken lezen.
- Jan heeft Piet een compliment gegeven.
- Deze ruitensproeiervloeistof is de beste.
Etymologie
Net als bij jambe kun je de oorsprong van trochee helemaal terug herleiden naar zijn Griekse origineel met dezelfde betekenis. Ook de tussenstations in het Frans (trochée) en Latijn (trochaeus) komen daarvandaan:
- trokhaios (een rennende voet, jambe)
Weetje
Het woord trochee is zelf geen trochee; het is een jambe! Je spreekt het dus zo uit: tro-CHEE.