Of je nou een kind bent of al heel groot, een regenboog blijft een prachtig gezicht. Maar er is iets geks aan de hand met regenbogen, waar we zo op terugkomen. Eerst moeten we kijken naar de kraamafdeling van de taal, de plek waar je de nieuwe woorden vindt.
Nieuwe woorden
Elke taal wordt voortdurend verrijkt met nieuwe woorden, die officieel neologismen heten. Die kunnen op uiteenlopende manieren ontstaan. De meest voor de hand liggende is het combineren van twee al bestaande termen. Zo heeft de grote taalbaarmoeder ons niet al te lang geleden aanleunwoning in de schoot geworpen, geen erg mooie baby. In het Engels is bijvoorbeeld couch potato een recente combinatie: iemand die op de bank voor de tv hangt.
Een andere manier om aan nieuwe woorden te komen, is door een bestaand woord een nieuwe betekenis te geven. Een klassiek voorbeeld daarvan, in zowel het Nederlands als het Engels, is muis, mouse. Niet al te lang geleden was dat een klein knaagdier, of hoogstens een deel van je hand. En toen kwam Apple langs met een computer die de Macintosh heette, en daaraan zat, via een draadje, een merkwaardig doosje vast met een knop erop. Apple zei: “Dit is de Mac, en dit is zijn muis.” Iedereen lachte aanvankelijk hardop, en dacht dat dit misschien iets voor niet al te slimme kinderen was. Inmiddels weten we wel beter.
Een derde, en belangrijke, bron van neologismen zijn andere talen. Wat moet het Nederlands zonder pyjama (Hindi), e‑mail (Engels), überhaupt (Duits), terracotta (Italiaans), chocolade (Nahuatl, via het Spaans), portemonnee (Frans), glasnost (Russisch) en koffie (Turks)?
Andere bronnen zijn afleidingen (pinnen, van pincode), back-formation (cyberspace), en afkortingen en verkortingen (radar, prof).
Breking en weerkaatsing
Oké. Terug naar de regenboog. Het recept voor een regenboog is simpel: zonneschijn en een lekkere regenbui – tegelijkertijd, welteverstaan. Je moet de zon achter je hebben en de regen voor je. De zonnestralen breken als ze een regendruppel binnenkomen, worden door de andere kant van de druppel weerkaatst en breken opnieuw als ze de druppel weer verlaten, op weg naar jouw oog.
Je kunt een regenboog namaken door op een zonnige dag de sproeier in de tuin aan te zetten. Kijk in het water en ta-da! daar heb je een kleine regenboog. Maar eerlijk gezegd klopt dat eigenlijk voor geen meter. Er valt immers geen druppel echte regen te bekennen. Toch heet zo’n kleurenboog-zonder-regen in het Nederlands een “regenboog”.
Het is dus tijd voor een bezoekje aan de kraamkamer, om te kijken of we een nieuwe wereldburger in de taal mogen verwelkomen die dit probleem voor ons op kan lossen.
Pitstop
Laten we op weg daarheen even een pitstop maken bij het Engels. In die taal heet een regenboog een rainbow. Maar onze kleurenboog-zonder-regen in de tuin heeft in het Engels een aparte, eigen naam. En dat is sunbow. Een heel mooi woord, waarmee je een prachtig duo maakt. Voor een kleurenboog heb je waterdruppels en zonlicht nodig: komen die druppels uit regen voort, dan zeg je rainbow; zo niet, dan zeg je sunbow.
Inmiddels zijn we aangekomen op de kraamafdeling. Zie je de kleine al liggen? Wat is hij mooi: zonneboog. Een twee-eiige tweeling met regenboog, alleen veel te laat geboren. Gelukkig maken mama en kind het goed. Moeder Taal hoopt dat we haar jongste veel gaan gebruiken, elke keer dat we in een waterval, in waterdamp, of in de sproeier in de tuin een zonneboog zien.
En nu maar hopen dat regenboog niet jaloers wordt…