Een ezel stoot zich in ’t gemeen… Maar wat als die lieve ezel zich nu wél twee keer stoot? Dan zou je in het Engels zeggen: “It happened again!”. Dat is ook grofweg de betekenis van recur en reoccur – maar deze woorden zijn niet synoniem. Wanneer kies je voor welke term? We zoeken het uit!
Waar hebben we het over?
Als twee woorden een nauw verwante betekenis hebben, ontstaat er vaak toch een subtiel (maar niet triviaal) verschil in gebruik.
Betekenis en gebruik
- Het werkwoord recur betekent: terugkomen, zich herhalen.
- Het werkwoord reoccur betekent: opnieuw gebeuren, nogmaals voorkomen.
Zoals je ziet zijn beide woorden een versie van “op herhaling gaan”, maar er is wel een verschil. Bij recur gaat het meestal om een periodieke of vaker terugkerende herhaling, terwijl dat bij reoccur niet zo is: dat kan ook verwijzen naar een eenmalige herhaling.
Voorbeelden
- Marcie has recurring dreams about her car accident.
- Even after a happy period, my depressive thoughts often recur.
- A lucky break is not likely to reoccur.
- My father’s stories reoccurred to me when I saw that movie.
Even opletten
Voor beide werkwoorden is er ook een zelfstandig naamwoord, namelijk recurrence en reoccurrence. Hierbij geldt hetzelfde verschil in betekenis:
- This disease has a high recurrence rate.
- Many economists fear a reoccurrence of the financial crisis of 2008.
Weetje
Zowel recur als reoccur, en ook het grondwoord occur, zijn afgeleid van het Latijnse werkwoord currere, wat “rennen” betekent.
Recur is de oudste van de twee: dat woord bestaat al in het Engels sinds de vroege 16e eeuw. Een paar honderd jaar later, in de 18e eeuw, zijn recur en occur samengesmeed tot het nieuwe woord reoccur.