Schrijf je er + op wel of niet aan elkaar? Veel taalgebruikers voelen intuïtief wel aan dat dat soms wel en soms niet zo is. Maar wanneer gebruik je dan welke spelling? De beide vormen zijn zeker niet onderling uitwisselbaar!
Waar hebben we het over?
Of je woorden wel of niet aan elkaar schrijft is een terugkerende vraag in het Nederlands. Dat geldt ook voor samenstellingen die eindigen op een voorzetsel.
Betekenis en gebruik
- Er op is een combinatie van het bijwoord er en het voorzetsel op.
- Erop is een voornaamwoordelijk bijwoord, een samenstelling van er en op.
De woorden er, waar, hier en daar kun je combineren met voorzetsels zoals op, achter, voor, bij etc. tot voornaamwoordelijke bijwoorden zoals ervoor, waarbij, hierop en daarachter.
Je schrijft zulke woorden aan elkaar wanneer je ze kunt vervangen door het afsluitende voorzetsel + datgene waar de samenstelling (impliciet) naar verwijst.
Maar soms is het voorzetsel al onderdeel van een andere (niet impliciete) woordcombinatie, kan ook daar kan soms het woord er, waar, hier of daar voor komen te staan. In dat geval schrijf je beide woorden los.
Voorbeelden
In deze gevallen schrijf je het voornaamwoordelijk bijwoord als één woord, omdat je het kunt vervangen door een andere, expliciete verwijzing:
- Doe snel het deksel erop!
→ want je kunt ook zeggen: Doe snel het deksel op de pan! - Komen daarbij nog andere kosten?
→ want je kunt ook zeggen: Komen bij de basisprijs nog andere kosten?
In de volgende gevallen schrijf je bijwoord en voorzetsel los van elkaar, omdat het voorzetsel hoort bij een andere woordcombinatie:
- Ik denk dat er op dit voorstel niets aan te merken is.
→ want op hoort al bij: op dit voorstel - Hij wil daar bij de schuur nog een schommel plaatsen.
→ want bij hoort al bij: bij de schuur
Even opletten
Je kunt zelfs twee voorzetsels op elkaar stapelen om te komen tot voornaamwoordelijke bijwoorden zoals daartegenop en eronderdoor. Ook die schrijf je als één woord.
Weetje
Als het gaat om een voornaamwoordelijk bijwoord van plaats, zoals erop, daaronder, hiernaast en erachter (een plaatsaanduiding dus), dan is er een handig ezelsbruggetje.
Kun je de plaatsaanduiding vervangen door het woord daar, dan schrijf je de combinatie van bijwoord en voorzetsel aan elkaar. Dus:
- Hij staat ernaast.
→ want je kunt ook zeggen: Hij staat daar. - Is er naast de kast nog genoeg ruimte?
→ want je kunt niet zeggen: *Is daar de kast nog genoeg ruimte?