Er zijn van die dingen waar je maar niet aan went. Ik maak soms gebruik van benzinestations zonder personeel. Je kent ze wel – je betaalt aan de pomp met je pinpas en rijdt meteen door, zonder aan een kassa te hoeven afrekenen.

Maar zo’n pinpomp moet natuurlijk meer kunnen dan zijn evenknie bij een gewoon benzinestation: hij moet met je afrekenen. Dat doet hij door je te vragen om voor het tanken je pasje door de lezer te halen en je pincode in te toetsen. Om het proces te vergemakkelijken, vertelt hij je precies wat je moet doen.
Steek uw pas in de lezer. Haal uw pas uit de lezer. Deze pas in onbruikbaar. (Grrr.) Steek uw pas in de lezer. Haal uw pas uit de lezer. Toets uw pincode in. Kies uw product. Wilt u een transactiebon?
En als je dan aan het Brein in de machine alles hebt verteld wat het wil weten, zegt het scherm iets in de trant van: U kunt nu tanken aan pomp 3.
Wat?! De paniek schiet me in de buik. Pomp 3… waar is dat? Is dit dan niet pomp 3? Hoezo pomp 3? Ik wil helemaal niet tanken aan “pomp 3”; ik wil hier tanken! Schichtig zoek ik naar het nummer van mijn eigen vertrouwde pomp en dat blijkt, natuurlijk, pomp 3 te zijn.
Ik zei het al: er zijn van die dingen waar je niet aan went. Ik weet dat het overbodig is, ik weet dat het onzin is – maar elke keer weer check ik of het pompnummer waar ik van het Brein mag tanken wel de pomp is waar ik aan sta. En natuurlijk is dat zo, iedere keer, zonder uitzondering. Maar toch.
Het heeft allemaal te maken met taal, met communicatie. Met, in essentie, ons gevoel van relevantie. Want de taalcircuits in ons brein zijn er van boven tot onder op ingericht om te snuffelen naar relevantie. Dat is het grote filter dat, vaak nog voordat ons bewustzijn eraan te pas komt, een schifting maakt tussen “dit is iets dat ik moet weten” en “dit is iets dat triviaal is”.
Als we van mens tot mens spreken, houden we rekening met dat filter. Een voorbeeld: je bent in de supermarkt en de caissière zegt, “U kunt afrekenen aan kassa 2”. Dan weet je dat “kassa 2” een andere kassa moet zijn dan die van haar. Want anders zou ze wel zeggen, “U kunt hier afrekenen.”
Maar zo’n benzinepomp (of: de man die hem programmeerde) heeft kennelijk geen gevoel voor relevantie. En dus vertelt hij je dingen die volkomen overbodig en irrelevant zijn en die alleen maar voor verwarring zorgen. Zo zie je maar: een pomp-met-Brein is geen caissière… En dat is misschien maar goed ook.
Pompen houden niet van een grapje. Caissieres wel. En daarom zijn ze veel leuker. Behalve als ze PINnig zijn.