Al langer had ik het idee om eens iets te schrijven over het woord capriolen. Dat is er zo een waarvan de herkomst niet meteen duidelijk is en waar je een leuke etymologie achter vermoedt. En dat klopt.
Voor de volledigheid: als iemand capriolen maakt, dan haalt hij (in de woorden van Van Dale) “rare streken” uit. Gekkigheid. Bokkensprongen. En wat blijkt? Die associatie met een mannetjesgeit (bok) komt niet zomaar uit de lucht vallen. Want het woord capriool stamt af van het Italiaanse capriolo, wat reebok betekent. Een Nederlandse capriool was dan ook eerst gewoon een sprong in de lucht, nog voordat het “gekkigheid” ging betekenen.

Dat capriolo voert op zijn beurt terug op het Latijnse capreolus (wilde geit) en is verwant aan het Italiaanse capro (geit). En daarmee ben je al een stap dichter bij een woord dat het Nederlands uit het Frans heeft overgenomen: caprice. Of, weer in het Italiaans, capriccio. Een caprice is een gril, een bevlieging; en een capriccio is een muziekstuk dat zonder vast schema, grillig gecomponeerd is.
Maar daarmee ben je er nog niet, want het is de moeite waard om nog een zijstapje te maken. In dit verhaal is namelijk ook nog plaats voor een ander bokkenwoord: cabriolet.
Dat kennen wij nu als een auto waar het dak van af kan. Maar een cabriolet was oorspronkelijk een klein rijtuig op twee wielen waarvan de kap (dat zal je niet verbazen) opvouwbaar was. En ook dit woord is terug te voeren op het Italiaanse capriolo. Die rijtuigen hobbelden namelijk nogal, en daarom kregen ze de (bij)naam cabriolet: bokkensprongenwagen.
Dus wie capriolen uithaalt in een cabriolet is dubbel bokkig.
Ook het Engelse woord cab (taxi) heeft dezelfde oorsprong: de naam werd al gegeven aan rijtuigen die als openbaar vervoermiddel dienden, en werd later ook toegepast voor auto’s‑met-chauffeur die je in steden kon huren voor een rit (en die de rijtuigen al snel wegconcurreerden).
En zelfs dan ben je nog niet klaar, want hoe heet het zitje voor op een rijtuig, waar de koetsier zit (of liever: hobbelt)? Juist, de bok. Het lijkt wel alsof je die gekke Italiaanse geiten overal tegenkomt!
Misschien is dat ook niet zo gek. De rode draad in dit alles is de kennelijke reputatie van de geit: hij houdt van wild hupsen. Dat heeft als metafoor dus zijn weg gevonden naar alles van motorvoertuigen tot menselijk gedrag tot zitplaatsen.
Ten slotte: de capribroek (halflange broek) heeft met boerderijdieren niets te maken. Die is vernoemd naar het eiland Capri, bij Napels. En dat eiland ontleent zijn naam weer aan een ander dier: het wilde zwijn (kapros in het Grieks). Alle gekheid op een stokje!
Wat een leuk stukje!
Thanks! Deze spookte al een tijdje door mijn hoofd… Leuk om dit uit te snuffelen.
Leuke foto!!
De capriolen zijn nu juist waarom ze zo ontzettend leuk zijn, die geiten.
Hoi meneer ;), wat interessant! Ik begreep eerst niet goed wat het rijtuigje met de bok te maken had en heb toen in het etymologisch woordenboek gekeken in de hoop dat dit duidelijk werd: “De cabriolet was een licht rijtuigje dat daardoor bokkesprongen maakte.”
Dank je, Margriet!
Je hebt helemaal gelijk: een cabriolet-rijtuig hobbelt nogal, en daar dankt het zijn naam aan. Maar het is de verwijderbare kap die de naam heeft doen overgaan op de cabriolet-auto (die niet hobbelt). Overigens heeft “cab”, het Engelse woord voor taxi, ook dezelfde oorsprong: dat waren eerst rijtuigen met paard. Ik heb jouw toevoeging ook in de tekst verwerkt.