Vorige maand heeft de wereld gespannen en geschokt gekeken naar Iran. Gek genoeg is een van de dingen die me is bijgebleven uit de berichtgeving rond de problematiek in Perzië een woord. Een woordvoerder van de Raad van Hoeders legde op tv uit hoe het westen schuldig was aan alle onlusten, chaos en vandalisme na de verkiezingen. Ik spreek geen Farsi, dus ik kon zonder ondertitels niet volgen wat hij zei – op één woord na, waarin duidelijk de klank wandal te horen was. Vandaal, dus.
Ik ben altijd geïntrigeerd door woorden die (bijna) hetzelfde zijn in talen die juist heel verschillend zijn. Die moeten wel dezelfde herkomst hebben. Ik wist wel dat vandaal te maken had met de volksstam van de Vandalen, maar ook niet veel meer dan dat. Tijd om te gaan snuffelen naar een nadere uitleg.
De Vandalen waren een nomadisch volk van Oost-Germaanse makelij. Van de tweede eeuw voor Christus tot en met de vijfde eeuw na Christus hebben ze verschillende gebieden in Europa bewoond, van (in de huidige topografie) Scandinavië naar Duitsland/Polen naar Oostenrijk/Tsjechië naar Frankrijk naar Spanje, en toen door naar Noord-Afrika. Vergis je niet: dit proces was lang niet altijd vredelievend. Het was een serie van oorlogen en verdrijvingen en invasies en meer en minder gammele vredesverdragen. De Vandalen waren geen lieverdjes, maar hun concurrenten ook niet.
Eenmaal in het huidige Tunesië aangekomen, vestigden onze vrienden in 439 een Vandaals koninkrijk in de stad Carthago. Ze hadden zich inmiddels tot een grootmacht ontwikkeld. Ze onderwierpen Sicilië, Corsica, Sardinië en de Balearen, heersten als piraten over de Middellandse Zee, en verwierven zo enorme rijkdommen. In 455 plunderden ze zelfs de stad Rome.

Deze laatste daad inspireerde meer dan duizend jaar later de constitutionele bisschop van Blois, Henri Grégoire, tot het lanceren van het (Franse) woord vandalisme. Het was de tijd van de Franse Revolutie, en in 1794 schreef Grégoire aan de Republikeinse Conventie dat delen van het revolutionaire leger zich schuldig maakten aan de nodeloze vernietiging van monumenten en kunstwerken uit het ancien régime. Hij noemde dat dus “vandalisme”.
We zitten hier volop in de Verlichting en het Neoclassicisme, dus voor Grégoire zal het antieke Rome een lichtend voorbeeld zijn geweest, met de Vandalen in de rol van de onbehouwen, verwerpelijke barbaren. Maar in werkelijkheid was de plundering van Rome relatief geweldloos. En in 146 voor Christus hadden de Romeinen zelf, aan het eind van de derde Punische Oorlog, de stad Carthago – daar heb je hem weer, zij het zes eeuwen eerder – veroverd en genadeloos met de grond gelijk gemaakt, en alle inwoners óf gedood óf als slaaf verkocht.
Vandalisme had dus net zo goed “romanisme” kunnen heten…