Het verschil tussen going to en gonna lijkt klip-en-klaar: de ene is het braafste jongetje van de klas, en de ander is hip. Maar is gonna eigenlijk wel een woord? En zo ja, wanneer kan je het dan het beste gebruiken, of juist niet?
Waar hebben we het over?
Van sommige termen bestaat er naast de gebruikelijke vorm ook een informele vorm. Die is vaak populairder dan de “nette” term, maar je moet wel weten wanneer je hem wel en niet kunt gebruiken.
Betekenis en gebruik
- Going to is een frase die als hulpwerkwoord dient en aangeeft dat de handeling in de toekomst zal plaatsvinden.
- Gonna is een aan de spreektaal ontleende verkorting van going to die je in nette communicatie beter kun vermijden.
Omdat hij een verwijzing naar de toekomst maakt, is going to verwant aan hulpwerkwoorden zoals will (neutraal) en shall (formeel). Het verschil is dat going to altijd samengaat met het inleidende werkwoord be (zijn): be going to.
In gesproken Engels komt gonna trouwens vaker voor dan going to. Het is een lettergreep minder en het rolt lekker van de tong. Deze vorm bestaat dan ook al honderden jaren. Toch wil het niet vlotten met zijn imago: de meeste mensen vinden dat hij in verzorgd taalgebruik nog steeds niet thuishoort.
Gonna is volbloed spreektaal. Daarom kun je dit woord wel degelijk gebruiken als je iemand citeert en aan wilt geven dat ze informeel spreken.
Voorbeelden
- I’m going to buy a new car next year.
- It’s my father’s birthday this Saturday, so we’re going to take him out to dinner.
- The coach said, “Today we’re finally gonna beat them!”
- I’m never gonna give you up.
Die laatste zin komt je waarschijnlijk wel bekend voor, maar voor wie nog twijfelt: hier klikken!
Even opletten
Je kunt going to ook nog tegenkomen in een andere constructie, namelijk als je daadwerkelijk fysiek ergens naartoe gaat. Bijvoorbeeld:
- We’re going to Rome this summer.
- Grandpa had a heart attack; we’re going to the hospital now.
In zo’n geval kun je going to nooit vervangen door gonna, ook niet in informeel taalgebruik.
Weetje
Je kunt go ook nog tegenkomen als hulpwerkwoord zonder de toevoeging to, om aan te geven dat een handeling of activiteit plaatsvindt of plaats zal vinden. Denk aan:
- Mom, can we go swimming?
- No, the girls aren’t home. They’ve gone dancing.