Less is more

Er wordt wel eens gezegd dat de groot­ste weten­schap­pelijke ont­dekkin­gen niet begeleid wor­den, zoals het cliché wil, door een luid “Eure­ka!”, maar juist door een een­voudig “Hé, dat is raar…”

Hoe het ook zij, ook min­der belang­wekkende open­barin­gen wor­den vaak voorafge­gaan door – als de wereld een stripver­haal was – een tek­st­bal­lon­net­je met alleen een vraagteken erin. Ik had er een boven mijn hoofd hangen toen ik een paar dagen gele­den naar het woord zeemeer­min keek.

Misschien wel de bekendse meermin
Miss­chien wel de bek­endse meermin

Zeemeer­min. Zee-meer-min. Zee-meer-min. Meer. Dat meer, dat bracht mij, min of meer, van mijn stuk. Daar zit, zogezegd, meer achter, dacht ik. Want ik dacht ook meteen aan het Engelse woord mer­maid. Niet “sea-mer­maid” of zoi­ets, maar gewoon mer­maid. Mer-maid. Mer-maid. Mer, meer. Zoals in het Franse la mer, de zee. Of zoals in het Duitse das Meer, de zee. En die min, zo rede­neerde ik, dat is gewoon een vrouw, zoals in het Engelse maid meid betekent, en het Ned­er­landse min zoogvrouw.

Het vraagteken werd een uitroepteken.

Verder lezen Less is more

Dikke dame

Het is alweer een tijd gele­den, maar ik herin­ner het me nog als de dag van gis­teren. Ik sprak met een col­le­ga over idiomen. Dat zijn uit­drukkin­gen zoals “hij heeft het achter de elle­bo­gen”, waar­bij het hele gezegde iets anders betekent dan de let­ter­lijke beteke­nis van de woor­den erin.

Deze col­le­ga was een Amerikaanse, en sprak voortr­e­f­fe­lijk Ned­er­lands. Zij had een speels the­o­ri­et­je dat die gekke Ned­er­lan­ders een soort onder­be­wuste stank­fix­atie had­den, want twee van haar favori­ete Ned­er­landse idiomen had­den daarmee te mak­en. Dat waren: iemand een poepie lat­en ruiken en hij stinkt een uur in de wind.

Ik kan me goed voorstellen dat dit haar ver­make­lijk in de oren klonk, want idiomen in een andere taal klinken vaak in eerste instantie heel raar. Als je een Frans­man hoort zeggen dat je “han­den en voeten moet doen” om een prob­leem om te lossen (faire des pieds et des mains), dan snap je miss­chien best wel dat dat hemel en aarde bewe­gen betekent, maar het is toch ook koddig.

Verder lezen Dikke dame

Eénnachtsstandje

Het is hopeloos. Ik weet dat ik geen schi­jn van kans heb. Er zijn mensen die het doen met de gedreven­heid van een kruis­vaarder, en die bakken er al niks van. Maar ik doe het alleen voor de lol, dus ik ben al bij voor­baat gedoemd om roem­loos ten onder te gaan.

Waar ik het over heb is: het verzin­nen van “echt” Ned­er­landse alter­natieven voor pop­u­laire Engelse woor­den en uit­drukkin­gen die het Ned­er­lands komen ver­rijken (of ver­pesten, het is maar hoe je ernaar kijkt).

Aan het ene eind van het spec­trum heb je woor­den waar­van zelfs de die-hard Engels-haters zullen toegeven dat ze inmid­dels “Ned­er­lands” gewor­den zijn. Je hebt je favori­ete soap gemist omdat je aan je com­put­er zat te werken. Niet “tele­visiefeuil­leton” en “reke­naar” of iets dergelijks. Aan het andere eind, als iemand zegt dat hij het rij­den op zijn nieuwe bike een hele aparte expe­ri­ence vond, dan zullen de meeste toe­ho­orders denken: waarom zegt hij niet gewoon “fiets” en “ervar­ing”? Maar daar­tuss­enin zit een groot gri­js gebied. Is het print­en of uit­draaien? Is het mon­i­tor of beeld­scherm? Is het thriller of span­nend boek?

Beeldscherm of monitor?
Beeld­scherm of monitor?
Verder lezen Eén­nachts­stand­je

Feuteren

Je hebt van die woor­den waar­van de uit­spraak niet voor de hand ligt. Het geinige daaraan is: je kunt naar twee kan­ten toe een uit­gli­jder mak­en. Eén: je spreekt het woord onterecht uit zoals het geschreven staat (“frie-tus” in plaats van “fri­et” voor frites). Twee: je schri­jft het woord onterecht zoals het uit­ge­spro­ken wordt (“sjek” in plaats van shag).

Hoe fraai dan die flash­back die ik onlangs kreeg bij het kijken naar een Amerikaanse film op tv. Ik werd in een instant-tijd­ma­chine teruggevo­erd naar een leslokaal in het St.-Vituscollege in Bus­sum, anno jaren tachtig. Daar stond een klasgenoot een spreek­beurt te houden over ont­groenin­gen bij het studentencorps.

Er ontstond een wat lacherig soort onzek­er­heid bij de rest van de klas, want deze medescholi­er beweerde zon­der blikken of blozen (dacht­en we) dat de nieuwe licht­ing corp­sle­den – de te ont­groe­nen groen­t­jes dus – “voeten” heet­ten. Voeten dit, voeten dat; gnif­fel, gnif­fel in de klas. Nee, legde hij uit, toen hij het gegiebel bemerk­te, het is “foeten”, met een f. Dat is een raar woord, maar zo het­en die lui nou eenmaal.

Foetende foeten
Foe­tende foeten

Verder lezen Feuteren

Ambassawattes?

Inflatie is een bek­end – en gevreesd – economisch fenomeen waar­bij geld min­der waard wordt naar­mate de tijd ver­strijkt. Een daar­van afgelei­de term, op het gebied van taal, is betekenis­in­flatie. Als een woord lijdt aan betekenis­in­flatie, wordt het steeds vak­er te pas en te onpas gebruikt, waar­door de oor­spronke­lijke, ker­nachtige beteke­nis aan kracht verliest.

Een van mijn favori­ete, betreurde slachtof­fers van betekenisont­waard­ing is uniek. Dat betekent voor veel mensen al lang niet meer “enig in zijn soort”, en wordt nu meestal gebruikt als syn­on­iem voor bij­zon­der en spe­ci­aal. Met het EK in volle gang zie je nu her en der leuke, knalo­ran­je, en in mas­sale hoeveel­he­den gepro­duceerde “unieke T‑shirts”. Ja, ja.

"Unieke opdruk"... écht?
“Unieke opdruk”… écht?

Een ander woord dat danig ver­wa­terd is, is ambas­sadeur. Toen de wereld nog jong en fris was, was een ambas­sadeur een man of vrouw van enige beteke­nis, een gevol­machtigd gezant, een diplo­matiek zaakge­lastigde. Maar van­daag de dag is elke bek­ende Ned­er­lan­der die ook maar een béét­je impre­sario heeft ook “ambas­sadeur”.

Verder lezen Ambas­sawattes?

Monster

Dit ver­haal eindigt met een pauw, maar het begint in het oude, mythol­o­gis­che Grieken­land met een nimf. Daar waren er nogal wat van, en het gaat nu om de nimf Io, die beho­orde tot de entourage van de godin Hera.

jupiter-io
Jupiter en Io (Cor­re­gio, c.1531)

Nu moet Io een mooi meis­je geweest zijn, want nie­mand min­der dan Hera’s echtgenoot Zeus – je weet wel, de opper­god – werd smoorver­liefd op haar. Dat heb je, hè, met nim­fen. Zeus had goede reden om te denken dat Hera ach­ter­dochtig zou zijn, want hij hield er nogal wat vriendin­net­jes op na. Om te voorkomen dat Hera achter zijn avon­tu­urt­je met Io zou komen, ver­momde hij zich als een wolk, zodat ze niet gezien kon­den wor­den. (Het heeft zo zijn voorde­len om opper­god te zijn.)

Maar Hera was niet op haar achter­hoofd gevallen, en dook snel die wolk in om te zien wat daar gebeurde. Zeus, die geen zin had in nog een ruzie, veran­derde Io snel in een vaars (een jonge koe), en deed alsof er niets aan de hand was. Maar Hera wist wel beter, en om Zeus te pesten nam ze de vaars Io meteen aan, als geschenk. Dank je wel, Zeus. Hera bond Io vast aan een oli­jf­boom en beval een van haar dien­aren, een mon­ster met de naam Argus (een reus met hon­derd ogen), om haar te bewaken.

Verder lezen Mon­ster