Het is alweer een tijd geleden, maar ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Ik sprak met een collega over idiomen. Dat zijn uitdrukkingen zoals “hij heeft het achter de ellebogen”, waarbij het hele gezegde iets anders betekent dan de letterlijke betekenis van de woorden erin.
Deze collega was een Amerikaanse, en sprak voortreffelijk Nederlands. Zij had een speels theorietje dat die gekke Nederlanders een soort onderbewuste stankfixatie hadden, want twee van haar favoriete Nederlandse idiomen hadden daarmee te maken. Dat waren: iemand een poepie laten ruiken en hij stinkt een uur in de wind.
Ik kan me goed voorstellen dat dit haar vermakelijk in de oren klonk, want idiomen in een andere taal klinken vaak in eerste instantie heel raar. Als je een Fransman hoort zeggen dat je “handen en voeten moet doen” om een probleem om te lossen (faire des pieds et des mains), dan snap je misschien best wel dat dat hemel en aarde bewegen betekent, maar het is toch ook koddig.
In mijn juwelendoosje van Engelse idiomen bewaar ik zeker ook it isn’t/ain’t over till the fat lady sings. Deze uitdrukking kent gek genoeg zijn oorsprong langs de lijnen van sportstadions. Ze betekent hetzelfde als it ain’t over till it’s over. Oftewel: het mag er nu misschien wel hopeloos uitzien, maar wacht maar! De kansen kunnen nog keren. De gelijkmaker in de laatste minuut, dat soort dingen.
Maar topsport wordt bedreven door gezonde, atletisch gebouwde jonge mannen en vrouwen. Waar komt dan in godsnaam die fat lady vandaan? Dat kan toch niet de cheerleader zijn?
Wel, de dame in kwestie is helemaal geen sporter, maar een zangeres. Een operazangeres, welteverstaan. Stel je de stereotype operadiva voor. Sopraan, volslank en rondborstig (of misschien wel gewoon dik), en met een stem waar elk wijnglas voor bezwijkt. Aan het eind van de opera, wanneer het drama van de gedoemde geliefden zich eindelijk ontknoopt, heeft zij nog één laatste aria, waarin ze met haar hoogste noot haar diepste zielenroerselen ten beste geeft. De orkestmuziek zwelt aan, en boem! De opera is voorbij.
Oftewel: it’s over when the fat lady sings.
Het leuke aan deze uitdrukking is dat hij zo oneerbiedig-met-een-knipoog is. Want opera, dat is toch hoge cultuur, een heilig huisje? Wie durft er nou te verwijzen naar Isolde of Desdemona of Brünhilde als “the fat lady”? Het suggereert een soort boerse vrijpostigheid, en dat maakt dit idioom juist zo charmant.