Vorige week heb je al gezien wie de Goten waren, en je las ook dat hun beschaving al meer dan een millennium geen rol van betekenis meer speelt. Maar je las ook dat ik volgens mijn zoon een “gothic” jas heb. Dat roept de vraag op: hoe hebben de Goten hun culturele uitsterven kennelijk toch overleefd?
Het antwoord is: spot.
Want de term gotisch duikt, na het verdwijnen van de Goten, voor het eerst weer op in de kunst. Toen Europa in de Renaissance een blije herontdekking meemaakte van de klassieke oudheid, vonden veel denkers dat de tussenliggende periode – de “Middel-eeuwen”, waarin het christendom de belangrijkste maatschappelijke factor was – een tijd van intellectuele duisternis was geweest.
De Italiaanse architect en kunstschilder Giorgio Vasari (1511−1574) was waarschijnlijk de eerste die verwees naar de architectuur van de voorgaande eeuwen als “gotisch”. Hij bedoelde dat als belediging: gotisch is “van de Goten”, barbaars. (In die zin lijkt het ontstaan van deze term op dat van het woord vandalisme, waar de Taaleidoscoop al eerder naar keek.) Gotisch is trouwens niet de enige kunstterm die begon als belediging en later gemeengoed werd; denk bijvoorbeeld aan impressionisme.
Intussen is ook gotisch als kunsthistorische term van alle nare bijsmaak ontdaan. Sterker nog, halverwege de achttiende eeuw ontstond er een beweging die de Neogotiek genoemd wordt, waarbij men heel bewust leentjebuur speelde met de Middeleeuwse stijlen die eerder juist bespot werden. Dat begon met het literaire genre van de Gothic novel, griezelverhalen waarin allerlei magische, onverklaarbare gebeurtenissen een rol spelen. De beweging breidde zich uit naar met name de architectuur en bereikte zijn top, opgestuwd door de Romantiek, in de negentiende eeuw.
Verder lezen Het nieuwe zwart