Er zijn van die uitdrukkingen die je zo nu en dan langs ziet komen, maar waarvan je niet precies weet waar ze vandaan komen. Ik had dat onlangs toen ik in een Engelse tekst de term 20/20 vision gebruikte.
Je hebt deze vast wel eens gehoord in een film of op tv. Iemand met 20/20 vision heeft een goed gezichtsvermogen. Maar wat is die twintig-twintig toch? Ik wist het niet, en dus ging ik zoeken. En tot mijn verbazing blijkt er in dit taalverhaal een stevige Nederlandse component te zitten!
In het midden van de 19e eeuw begon het besef te groeien dat het handig zou zijn om de tests waarmee je bepaalt hoe goed iemand ziet te standaardiseren. Dat maakt het leven voor brillenmakers en oogartsen veel makkelijker.
Het was de Nederlandse fysioloog en oogheelkundige Franciscus Donders (1818−1889) die als eerste voorstelde om gebruik te maken van een systeem met verhoudingen. Je vergelijkt dan iemands “gezichtsvermogen” (een term die hij zelf invoerde) met een gemiddelde of norm. Zo maak je een meetlat waarlangs je iemand kan plaatsen: beter dan gemiddeld, slechter dan gemiddeld.
Maar die meetlat moet je wel ijken, en hoe doe je dat? Een andere Nederlander, de oogarts Herman Snellen (1834−1908), kwam met het antwoord. Snellen was Donders’ opvolger als directeur van het Nederlands Gasthuis voor Ooglijders, en in 1862 lanceerde hij de Snellenkaart. De letters of symbolen op een Snellenkaart (optotypen genoemd) zijn allemaal even hoog en breed, wat individuele verschillen gladstrijkt. Van boven naar beneden worden de optotypen kleiner.

De lettergrootte die de meeste mensen van 20 voet afstand (ongeveer 6 meter) nog net kunnen lezen, is de norm. Dat is de tweede “20” in 20/20 vision. De lettergrootte die jij van 20 voet afstand nog net kunt lezen, is de eerste “20”. Zijn jouw ogen gemiddeld goed, dan heb je dus een gezichtsvermogen van 20/20 (of, in meters, van 6/6). Nu wordt het even lastig, maar hou vol: het is te snappen.
Als jij van 20 voet afstand hetzelfde ziet als de gemiddelde persoon van 40 voet afstand, dan zijn jouw ogen slechter dan gemiddeld. Jouw gezichtsvermogen is dan 20/40. In de Verenigde Staten ben je wettelijk blind als je 20/200 hebt.
Maar als jij op 20 voet hetzelfde ziet als een ander op 10 voet, dan heb je juist hele goede ogen. Dan is je gezichtsvermogen 20/10. Een havik kan zelfs 20/2 hebben – vandaar dat de term haviksogen helemaal op zijn plaats is.
Al met al komt het erop neer dat die letterposter die je bij de opticien ziet van Nederlandse komaf is, zelfs al is de term “6÷6 gezichtsvermogen” hier nooit in zwang geraakt.