Tijdens het kerstreces heb ik me eindelijk laten verleiden om Wordfeud op mijn iPhone te zetten. Voor wie het niet weet: Wordfeud is een kloon van Scrabble waarmee je online met vrienden en vreemden wereldwijd kunt spelen.

Eindelijk, zeg ik, want de Wordfeud-rage raast al een tijdje door app-land. Ik heb er lang weerstand aan geboden, met als voornaamste reden dat ik helemaal niet goed ben in Scrabble – daar kom ik zo nog even op terug – en mezelf dus al kansloos ten onder zag gaan. Maar goed. Eenmaal aan het spelen geslagen ontkom ik niet aan een paar kleine overdenkingen. Ik zet ze op een rij.
Om te beginnen: de naam. Vraag me niet waarom, maar ik moet de Nederlander nog tegenkomen die Wordfeud spontaan goed uitspreekt. (Ze zijn er vast wel, maar kennelijk niet in mijn onmiddellijke kring van online kloonscrabbelaars.) Ik hoor, in fonetisch Nederlands, “feut” en “foit” en allerlei andere interessant varianten. Maar feud klinkt net als viewed, alleen met een f‑klank aan het begin.
Het deert menig Nederfeuder kennelijk ook niet dat ze geen idee hebben wat feud betekent. Jij weet dat natuurlijk wel, maar voor de goede orde: een feud is een vete – een langdurige staat van vijandelijkheid tussen twee tegenstrevers. De naamgevers van het spel bedoelen dit natuurlijk speels eufemistisch.
Het spreekt voor zich dat de bedenkers van Wordfeud hun spel niet Scrabble konden noemen. Maar dat roept wel de vraag op: wat betekent scrabble eigenlijk? Menig scrabbelaar vraagt zich dat af. Het Engelse to scrabble betekent scharrelen of grabbelen. Heel toepasselijk, want in het spel grabbelen spelers naar letters en scharrelen ze ze heen en weer op hun plankje, zoekend naar mogelijkheden om er woorden mee te maken.
Wordfeud lijkt erg op zijn grote voorbeeld, maar de makers moesten natuurlijk dingen veranderen om niet in de problemen te komen met de rechthebbenden van Scrabble™. Zo staan de 2x en 3x letter- en woordwaardevakjes op andere plaatsen, en kun je ook spelen met een bord waar al die bonusvakjes op een willekeurige plek worden gezet – zo is het spel elke keer weer anders. Een leuke vondst. En het ingebouwde woordenboek is natuurlijk ook een pluspunt (de “echte” Scrabble app heeft dat ook, maar niet in het Nederlands).
En dan kom ik terug op mijn Scrabble-talent. Of liever: mijn gebrek daaraan. Mensen snappen dat vaak niet. “Jij bent toch goed in taal?” hoor ik dan. Maar Scrabble heeft voor mij (net als kruiswoordpuzzels) niets met taal te maken. Taal is er voor het vertellen van verhalen, voor het spelen met vorm en betekenis. Dit soort woordspelletjes zijn eigenlijk abstracte puzzels met een ingebouwde toevalsfactor – iets voor bèta’s dus. Dat je met letters puzzelt doet daar niets aan af. Maar dat deert niet; het is best stoer om door je tienerzoon kansloos ingemaakt te worden.