De taalterm van deze week, zwerfwoord, is niet echt honkvast. Zijn reislust is nogal bewonderenswaardig – zozeer zelfs dat hij soms niet eens meer weet waar die reis ook alweer was begonnen. Maar hij is ook heel flexibel en past zich graag aan aan de lokale cultuur en gewoonten. Hij ziet zichzelf dan ook graag als een echte wereldburger.
Definitie
Een zwerfwoord is een woord dat oorspronkelijk uit één taal afkomstig is, maar zo wijd verspreid is als leenwoord in andere talen dat het vaak niet meer als een “buitenlands” woord klinkt.
Vaak hebben zwerfwoorden zich aangepast aan de spelling of uitspraak van de ontvangende taal, zodat er meerdere cognaten van bestaan. Soms is de herkomst van zwerfwoorden lastig te achterhalen, zeker als het woord al lang geleden geleend is.
Voorbeelden
- suiker (Nederlands), sugar (Engels), Zucker (Duits), sukker (Deens), azúcar (Spaans), socker (Zweeds), sokeri(Fins), sucre (Frans)
- gember (Nederlands), ginger (Engels), Ingwer (Duits), ingefær (Deens), jengibre (Spaans), ingefära (Zweeds), inkivääri (Fins), gingembre (Frans)
Zie je hoe in het Duits en de Scandinavische talen de g/j- aan het begin van gember is weggevallen, en de openingsletter een i is geworden? Toch stammen ook deze woorden uiteindelijk uit dezelfde bron (waarschijnlijk het Sanskriet of de Dravidische talen).
Etymologie
De term zwerfwoord is een leenvertaling vanuit het Duits:
- Wanderwort, van wandern (zwerven) + Wort (woord)
Weetje
Andere zwerfwoorden zijn bijvoorbeeld: koper, zilver, komijn, wijn, honing, thee en munt. Zoals je ziet zijn dit materialen of producten waarin al millennia, vanuit de Bronstijd, handelgedreven is. Dat verklaart ook hoe zulke termen zich zo ver konden verspreiden.
Een meer recent voorbeeld van een zwerfwoord is internet, dat in 1974 is ontstaan. Of denk aan televisie, dat zijn bron heeft in het Engels – mogelijk als leenwoord uit het Frans, dat is niet helemaal duidelijk – in 1907.