De taalterm van deze week, metafoor, neemt het allemaal niet zo letterlijk. Dat doet hij zelfs expres, want als hij zich wél letterlijk uit zou drukken, zou zijn boodschap niet zo mooi overkomen.
Definitie
Een metafoor is een stijlfiguur waarbij je een woord niet gebruikt in zijn “echte” betekenis, maar als plaatsvervanger voor een ander woord. Je doet dat om een deel van de betekenis of gevoelswaarde van dat eerste woord over te dragen op het tweede woord.
Metaforen kunnen ook bestaan uit meerdere woorden. Het gebruik van metaforen wordt ook wel beeldspraak genoemd.
Voorbeelden
- Die tijgers bij de salesafdeling hebben het deze maand weer eens goed gedaan.
- Toen Jacques zei dat hij niet meer van me hield, viel de vloer onder mijn voeten weg.
- Als je voor het diner wijn inschenkt, moet je de fles niet bij de hals vasthouden.
In de zinnen hierboven snap je meteen dat er geen echte tijgers zijn op de salesafdeling, de vloer niet werkelijk instortte en een fles geen echte hals of nek heeft. Maar deze metaforen leggen wel extra nadruk op de vechtlust of volharding van de salesmensen, het duizelingwekkende gevoel van liefdesverdriet, en de slanke vorm van de bovenkant van een wijnfles.
Etymologie
De wortels van dit woord zijn te herleiden – via het Frans en het Latijn – op het Griekse metaphora, van:
- meta- (over) + pherein (dragen)
Weetje
Hoe we metaforen gebruiken is niet altijd helemaal toevallig. Zo zie je vaak een associatie van hoog/boven met “goed” en van laag/onder met “slecht”.
Denk maar aan je opgewekt voelen en terneergeslagen zijn, maar ook in de put zitten en ergens bovenop komen.