De taalterm van deze week, ironie, lijkt het bij het verkeerde eind te hebben. Aan de oppervlakte denk je: dát kan toch niet zijn wat hij bedoelt? Maar dat is nou juist de hele clou van deze taalkundige dubbele bodem.
Definitie
Ironie is een stijlfiguur waarbij je op een milde manier de spot met iets drijft door een woord of uitdrukking te vervangen door zijn tegenovergestelde.
Vaak wordt het ironische woord nog eens benadrukt door het tussen aanhalingstekens te zetten.
Ironie is als stijlvorm verwant aan sarcasme en cynisme, twee andere vormen van spot. Ironie is de meest speelse van de drie; sarcasme is bijtender en harder; en bij cynisme draait het erom om opzettelijk iemand te kwetsen of beledigen.
Voorbeelden
- De bescheidenheid van Donald Trump kent geen grenzen.
- Frank zei dat hij mijn jurk “prachtig” vond. Denk je dat hij dat ironisch bedoelde?
- Is Merel alweer met die nieuwe studie gestopt? Tja, ze is ook een echte doorzetter!
Etymologie
Zoals bij zo veel taaltermen gaan de wortels van dit woord via het Latijn (ironia) terug op het Grieks:
- eironeia (geveinsde onwetendheid), mogelijk van eirein (spreken)
Weetje
De term ironie wordt ook gebruikt om gebeurtenissen te omschrijven die in de “verhallijn” van het leven een ironische wending lijken te vormen.
Stel je voor dat iemand zijn vrouw verlaat voor een jong ding. Maar enkele jaren later ruilt dat jonge ding hem weer in voor een nieuwe, jongere vriend. Dat kun je omschrijven als een ironische speling van het lot. Ook hier zie je dat er sprake is van een soort omkering.