De taalterm van deze week, cesuur, heeft het niet zo op doordraven. Geduld, geduld, zegt hij vaak. Even pas op de plaats om rustig op adem te komen; daarna kunnen we weer in volle vaart verder.
Definitie
Een cesuur is, meestal in een gedicht, een punt midden in een dichtregel waar er een korte pauze valt.
Vaak wordt een cesuur aangegeven met een komma, puntkomma of gedachtestreepje.
Voorbeelden
De volgende twee regels zijn allebei alexandrijnen: jambische hexameters, die bestaan uit zes versvoeten en 12 lettergrepen, met een ritme dat zo gaat: da-DUM da-DUM da-DUM da-DUM da-DUM da-DUM. In de eerste regel zit geen cesuur; in de tweede wel.
- Met goede chocola wordt alles lekkerder.
- Hij zag haar buiten staan, maar zwaaien deed hij niet.
Nog twee voorbeelden. Weer zie je in de eerste zin geen cesuur (die lees je in een keer door) en in de tweede wel (daar valt een kleine pauze):
- Ook verse vruchten kunnen overheerlijk zijn.
- Toch keek zij hem schalks aan – zijn hart betoverend.
Etymologie
Het Nederlands heeft deze term geleend van het Franse césure, maar de bron ligt in het Latijn:
- caesura (snee, snijding), van het werkwoord caedere (snijden, hakken)
Weetje
Hoewel cesuur een dichtterm is, kun je hem ook vrijer gebruiken voor elke pauze of “hapering” die je as schrijver opzettelijk in een zin verwerkt. Deze zin bijvoorbeeld bestaat uit twee delen; daartussenin zit een cesuur.
Bonus-weetje:
Ook in de muziek spreekt men van een cesuur als er een korte pauze is die het metrum even doorbreekt.