De taalterm van deze week, antecedent, staat niet graag achteraan in de rij. Niet dat hij wil voordringen, maar hij is gewoon eerder aan de beurt. Hij ziet het dan ook als zijn rol om de weg te wijzen en de zaken vooral heel duidelijk te maken.
Definitie
Een antecedent is een eerder in de tekst genoemd woord waarnaar een ander woord terugverwijst. Dat terugverwijzende woord (de “anafoor”) is meestal een betrekkelijk voornaamwoord zoals die en dat, of een persoonlijk voornaamwoord zoals hij en zij.
In plaats van antecedent kun je ook de term correlatief tegenkomen.
Voorbeelden
In de zinnen hieronder zijn zowel het antecedent als het daarop volgende verwijzende woord vet gedrukt.
- Mijn zus kan goed piano spelen. Ze heeft er zelfs prijzen mee gewonnen.
- Er zijn nog wel problemen met de boekhouding. We kunnen die niet zomaar even oplossen.
- Het eten van dropjes is heel lekker. Je kunt er alleen wel cariës van krijgen.
Etymologie
Deze term heeft in het midden van de 19e eeuw zijn intrede gedaan in het Nederlands, in navolging van het Franse antécédent. Het Frans heeft dit woord op zijn beurt weer ontleend aan het Latijn.
- antecedentem (wat voor gaat, wat eerst komt), van antecedere (voorgaan, voorafgaan), samengesteld uit ante-(voor) + cedere (gaan, meebewegen)
Weetje
Meestal gebruik je antecedenten en verwijswoorden zonder erbij na te denken. Maar de truc is dat je zónder het antecedent niet goed weet wie of wat er met het terugverwijzende woord bedoeld wordt. Kijk maar naar de volgende zin.
- Toen de moeder haar dochter eindelijk de waarheid vertelde, kon zij haar tranen niet bedwingen.
Naar wie verwijst het woord zij in het tweede deel van de zin? De moeder? Het kan ook de dochter zijn. Dat kun je uit de tekst niet opmaken.
Let er dus altijd op dat het niet ambigu is welk antecedent je bedoelt.