De taalterm van deze week, agglutinatie, is een beetje plakkerig. Als je hem nodig hebt, komt hij altijd heel dicht tegen je aan zitten. Niet iedereen is daarvan gediend, maar hij kan niet anders: het ligt nu eenmaal niet in zijn aard om afstand te houden.
Definitie
Bij het verschijnsel van agglutinatie verander je een woord van vorm en daardoor van betekenis door er affixen (voorvoegsels of achtervoegsels, of zelfs invoegsels) aan toe te voegen.
Er is hiervoor ook een werkwoord: agglutineren.
Voorbeelden
Het Nederlands maakt niet veel gebruik van agglutinatie, maar de meervoudsvormen met -en of -s zijn er een voorbeeld van.
- hond → honden
- lepel → lepels
Een ander voorbeeld zijn verkleinvormen:
- hond → hondje
- kom → kommetje
Je kunt ook denken aan ontkennende voorvoegsels:
- regelen → ontregelen
- stabiliseren → destabiliseren
Een woord als hondjes heeft dus twéé geagglutineerde elementen: het verkleinende -je en de meervouds-s.
Etymologie
De “glu” in agglutinatie lijkt niet toevallig op het Engelse woord glue. Het Latijnse gluten betekent “lijm”, en is ook de bron van ons hedendaagse woord gluten (de eiwitten in bepaalde voedingsmiddelen zoals brood waar mensen met coeliakie allergisch voor zijn).
Agglutinatie betekent dus letterlijk: “het met lijm aan elkaar verbinden”.
Weetje
Die associatie met lijm heeft een reden. Want zodra je de betekenis of interpretatie van een woord in een tekst verandert door er andere woorden aan toe te voegen, is het geen agglutinatie meer. Het eindresultaat moet nog steeds één woord zijn, waarin het bronwoord nog intact terug te vinden is.