Hypo op herhaling

De titel van de vorige Taalei­doscoop ver­raadde het al een beet­je: we hebben een fijn Grieks voor­voegsel voor “onder” (hypo-), maar ook een dat uit het Lati­jn komt. Die Romeinen mogen dan rare jon­gens geweest zijn, vol­gens Obelix, maar ze hebben ons wel sub- gegeven, dat – net als Jupiter voor Zeus en Venus voor Aphrodite – niet onder­doet voor zijn hel­lenis­tis­che evenknie.

Sub- betekent “onder” of “lager” in woor­den als sub­cat­e­gorie, sub­prime (dat schi­jnt iets met hypotheken te mak­en te hebben) en sub­ject (let­ter­lijk: onderwerp).

Net zoals hypo- een medeplichtige heeft in hyper-, zo heeft ook sub- een kom­paan die “boven” of “hoger” betekent: super-. Denk daar­bij aan woor­den als super­son­isch (met een snel­heid hoger dan die van het gelu­id) of super­visie (let­ter­lijk: een blik van boven, toezicht). Maar super- heeft zich vooral gen­esteld in de beteke­nis van “zeer groot” of “in hoge mate”. De woor­den­li­jst die dat oplev­ert is schi­er ein­de­loos: van super­markt tot super­no­va, van super­snel tot super­ben­zine. Ten slotte wordt super-, in een nog verder afgelei­de beteke­nis, ook gebruikt om aan te geven dat iets van zeer goede kwaliteit is, of heel aantrekke­lijk, zoals in super­film of super­auto.

Verder lezen Hypo op herhaling

Sub

In een gesprek met een vriendin stuitte ik onlangs weer eens op het komis­che duo Hypo en Hyper. Bei­de zijn tot ons gekomen vanu­it het Grieks, en doen nu goede zak­en als voor­voegsels in aller­hande woor­den in de meest uiteen­lopende tal­en. Hypo- betekent zoveel als “te laag”, “onder”; hyper- betekent pre­cies het tegen­overgestelde: “te veel”, “boven”.

hypo-hyper
Hyper- en hypo-

Zo is er een hele grabbel­ton aan medis­che ter­men die aan­duiden dat een organ­isme (zoals jij of ik) te veel of te weinig van iets kan hebben. Heb je bijvoor­beeld een te snel werk­ende schild­kli­er, dan lijd je aan hyper­thyre­oïdie. Zit je schild­kli­er (thy­roid, in het Engels) juist op zijn gat te niksen, dan lijd je aan hypothyre­oïdie. Hyper en hypo, het zijn net Snip en Snap, Lau­rel en Hardy.

Maar goed, bovenge­noemde vriendin en ik zat­en al snel te puzze­len met al die niet-tech­nis­che, meer gang­bare ter­men waarin óók hypo- voorkomt, zoals hypotheek of hypochon­der of hypocri­et. Wat is daar nou “onder” of “laag” aan?

Verder lezen Sub

Bolletje

Onlangs hoorde ik iemand in een pod­cast iemand anders aan­halen die weer iemand anders had uit­ge­maakt voor a spher­i­cal bas­tard. Nou betekent het Ned­er­landse sfeer ook wel “bol”, en sferisch “bolvorm­ing” – maar in het Engels zijn die ter­men toch veel gebruike­lijk­er. Ik houd het op bol.

A spher­i­cal bas­tard. Een bolvormige klootzak. Wat een geweldige ver­wens­ing! Het idee is: de bol is de enige geometrische vorm die er alti­jd het­zelfde uitzi­et, van welke kant je hem ook bek­ijkt. Een spher­i­cal bas­tard is dan iemand waar­van je zegt: hoe je er ook naar kijkt, het is en bli­jft een klootzak.

Bolvormige klootzak
Bolvormige klootzak

Alleen een echte bèta kan op zo’n scheld­wo­ord komen, en ja, inder­daad, de (ver­meende) bron is de Bul­gaars-Zwit­sers-Amerikaanse astronoom Fritz Zwicky, die er een goede gewoonte van maak­te om een groep ster­renkundi­gen waarmee hij wedi­jverde voor spher­i­cal bas­tards uit te mak­en. Ook knappe weten­schap­pers kun­nen bitchy zijn…

Verder lezen Bol­let­je

Ta-tuu ta-tuu

Bij het woord sirene denkt bij­na iedereen eerst aan een langsrazende ambu­lance, poli­tieau­to of brandweer­wa­gen. Maar de ety­molo­gie van het woord is te mooi om aan voor­bij te gaan, en voert terug op de Griekse mythologie.

Sire­nen, om de cliffhang­er uit het vorige taalver­haal maar eens op te pakken, zijn geen zeemeer­min­nen. Enige uit­leg is hier op zijn plaats.

Sirene
Sirene

Een zeemeer­min, zo is je waarschi­jn­lijk geleerd, heeft het boven­lichaam van een mens en het onder­lichaam van een vis. Zo staan ze ook te boek, maar klopt dat wel? In afbeeldin­gen is de staart van een zeemeer­min vaak plat, hor­i­zon­taal. En vis­sen hebben een ver­ti­cale, rech­top­staande staart. Het zijn juist de zee­zoogdieren, zoals walvis­sen, dolfi­j­nen en orka’s, die plat­te staarten hebben. Als je de icono­grafie mag geloven, zijn zeemeer­min­nen dus half mens, half zee­zoogdi­er. Maar ze hebben vaak wel weer schubben, en zoogdieren hebben geen schubben; vis­sen wel. Een onduidelijk gevalletje.

Zeemeer­min­nen zon­gen vaak bekoor­lijk naar voor­bi­j­varende zeel­ieden, die dan schip­breuk leden of over­bo­ord spron­gen, een gewisse dood tege­moet gaand. Hun collega’s de sire­nen had­den daar ook een hand­je van, maar daarmee houdt de gelijke­nis dan ook op.

Verder lezen Ta-tuu ta-tuu

Less is more

Er wordt wel eens gezegd dat de groot­ste weten­schap­pelijke ont­dekkin­gen niet begeleid wor­den, zoals het cliché wil, door een luid “Eure­ka!”, maar juist door een een­voudig “Hé, dat is raar…”

Hoe het ook zij, ook min­der belang­wekkende open­barin­gen wor­den vaak voorafge­gaan door – als de wereld een stripver­haal was – een tek­st­bal­lon­net­je met alleen een vraagteken erin. Ik had er een boven mijn hoofd hangen toen ik een paar dagen gele­den naar het woord zeemeer­min keek.

Misschien wel de bekendse meermin
Miss­chien wel de bek­endse meermin

Zeemeer­min. Zee-meer-min. Zee-meer-min. Meer. Dat meer, dat bracht mij, min of meer, van mijn stuk. Daar zit, zogezegd, meer achter, dacht ik. Want ik dacht ook meteen aan het Engelse woord mer­maid. Niet “sea-mer­maid” of zoi­ets, maar gewoon mer­maid. Mer-maid. Mer-maid. Mer, meer. Zoals in het Franse la mer, de zee. Of zoals in het Duitse das Meer, de zee. En die min, zo rede­neerde ik, dat is gewoon een vrouw, zoals in het Engelse maid meid betekent, en het Ned­er­landse min zoogvrouw.

Het vraagteken werd een uitroepteken.

Verder lezen Less is more

Dikke dame

Het is alweer een tijd gele­den, maar ik herin­ner het me nog als de dag van gis­teren. Ik sprak met een col­le­ga over idiomen. Dat zijn uit­drukkin­gen zoals “hij heeft het achter de elle­bo­gen”, waar­bij het hele gezegde iets anders betekent dan de let­ter­lijke beteke­nis van de woor­den erin.

Deze col­le­ga was een Amerikaanse, en sprak voortr­e­f­fe­lijk Ned­er­lands. Zij had een speels the­o­ri­et­je dat die gekke Ned­er­lan­ders een soort onder­be­wuste stank­fix­atie had­den, want twee van haar favori­ete Ned­er­landse idiomen had­den daarmee te mak­en. Dat waren: iemand een poepie lat­en ruiken en hij stinkt een uur in de wind.

Ik kan me goed voorstellen dat dit haar ver­make­lijk in de oren klonk, want idiomen in een andere taal klinken vaak in eerste instantie heel raar. Als je een Frans­man hoort zeggen dat je “han­den en voeten moet doen” om een prob­leem om te lossen (faire des pieds et des mains), dan snap je miss­chien best wel dat dat hemel en aarde bewe­gen betekent, maar het is toch ook koddig.

Verder lezen Dikke dame