Sukkel

Het was een week­je gele­den, op tv. Ik zag de door ons allen zo innig beminde bek­end­ste Vlaamse Bek­ende Ned­er­lan­der, Goedele Liekens. Geïn­ter­viewd door ik weet niet wie over ik weet niet wat. Ze sprak (natu­urlijk) over seks, relaties, man­nen en vrouwen.

En ineens was daar dat woord: onnoze­laar. Ik herin­ner me oprecht niet meer wie er een­t­je was (een man, geloof ik), of waar, of onder wat voor omstandighe­den. Maar dat doet er ook niet toe. Dat ene woord­je, dat maakt alles goed. Onnozelaar.

Goedele is geen onnozelaar
Goedele is geen onnozelaar

Als Hol­landse onbek­ende Ned­er­lan­der zou je eerder “sukkel” zeggen, of “idioot”. Maar bij een sukkel of een idioot denk je al snel: na-na-nana-na… het is zijn eigen schuld. Ter­wi­jl onnoze­laar iets onschuldigs heeft; je vergeeft het hem graag dat hij onnozel is. En dat klopt ook wel met de ety­molo­gie van het woord.

Vol­gens de illus­tere Van Dale stamt onnozel uit de der­tiende eeuw en is het een com­bi­natie van het ontken­nende on- en het Mid­delned­er­landse woord nosen, wat “schade toe­bren­gen” betekent. Iemand die onnozel is is dus onschadelijk, onschuldig.

Het woor­den­boek zegt dat onnozel­ing ook nog bestaat, maar doe mij maar het woord van Goedele. Of zeg ik daar Onschuldige Ned­er­lan­der iets heel nozels mee…?

Abonneer
Laat het weten als er
guest

0 Comments
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties