Het menselijk brein is een wonderlijk ding. En de manier waarop wij taal ervaren al evenzeer…
Misschien was het dat ik van kleins af aan al Spaans gesproken heb, en mijn brein dus tot op zeker hoogte “voorgeprogrammeerd” is. Misschien was het dat ik net de dag ervoor een Spaanse film gezien had. Misschien was het dat ik, na een periode van ziekte en lusteloosheid, de smaak van het koken weer te pakken had. Hoe dan ook, toen ik in een flits rechtsboven op de krantenpagina dat woord zag staan, had ik er meteen zin in: rampecho.
Ik zag mezelf al helemaal zitten, in een tapasbar of zo. Glaasje Iberische wijn erbij, en luchtig tegen de ober: “Doet u mij maar wat albóndigas, een beetje gazpacho, een paar sneetjes jamón serrano, en een portie rampecho.” Wat dat laatste was, daar had ik geen flauw idee van, maar het zou vast en zeker lekker zijn.

Maar ja. Wat kan een mens zich vergissen, hè?
Want toen zag ik, na die ene seconde van vermeend culinair genot, de hele kop waarin mijn toverwoordje stond. Boven de foto van een sympathiek ogende gynaecoloog: En dan wordt pretecho opeens rampecho.
Oei! Da’s nogal wat anders dan een smakelijk Andalusisch voorgerechtje. Maar tegelijkertijd ook een onverwachte herinnering aan het feit dat het leven een wonderlijk en mooi geschenk is, en dat je dat moet vieren, elke dag. Misschien ga ik wel een heel nieuw gerecht verzinnen, om precies dat te doen. En dat noem ik dan: rampecho. Maar dan wel op zijn Spaans uitgesproken…