En daar was hij weer. De punt-nul. Op de voorpagina van de NRC, in een artikel over de aanpak van hooligans bij de intocht van Sinterklaas. (Wie had ooit gedacht dat we de woorden Sinterklaas en hooligans in één zin tegen zouden komen?) De zin loopt als volgt: “Het hardere, maar kleinere protest is het resultaat van polderen 3.0.”
De punt-nul is voor het eerst gespot in 1999, in de Engelse combinatie Web 2.0. Dit was in de tijd dat het internet nog een luier droeg en net zijn eerste stapjes deed in de richting van interactiviteit. En dat was ook meteen wat die 2.0 inhield: bestond het “oude” web nog uit passieve (tekst)pagina’s die alleen informatie leverden, Web 2.0 pakte ambitieus uit met dynamische pagina’s waar je als gebruiker ook gegevens kon invoeren en aanpassen.
Snel daarna werd 2.0 gemeengoed, in de zin van: vernieuwd, van de volgende generatie. Politiek 2.0, het huwelijk 2.0, fotografie 2.0… het hield niet op. Ook zag je (al was het minder vaak) het retroniem 1.0, wat dan betekent: ouderwets, van vroeger. En ook, nog zeldzamer, de toevoeging 3.0 – om te suggereren dat zelfs 2.0 alweer passé is en dat er weer een nieuwe revolutie overeen is gegaan. Zo is 3.0 dus eigenlijk 2.0 2.0.
Je zou bijvoorbeeld, denkend aan een filmavondje op de bank, de verhuur van VHS-banden Thuisbioscoop 1.0 kunnen noemen, waarna dvd’s en blu-rays Thuisbios 2.0 zijn, en Netflix en andere streamingdiensten Thuisbioscoop 3.0. Maar er zijn niet veel voorbeelden van zo’n opvolging die de meeste mensen zomaar paraat hebben – als er al eentje van bestaat.
3.0 is dus meer een algemene verwijzing naar iets “heel moderns of eigentijds” die (net als 1.0 en 2.0, trouwens) te pas en te onpas van stal wordt gehaald. Zo ook met “polderen 3.0” in de krant van gisteren.
Ik moet bekennen dat ik niet wist dat er een poldermodel versie 3 was. De klassieke definitie van “polderen” is een consensusmodel voor maatschappelijk en economisch overleg waarin overheid, werkgevers en werknemers gezamenlijk tot een overeenkomst proberen te komen. Polderen is dus het tegenovergestelde van een confrontatiemodel.
Het artikel geeft gelukkig aan wat het nieuwe polderen is: “Als er maatschappelijke onvrede is die onbeheersbaar dreigt te worden, nodigt de overheid actievoerders uit om mee te praten.” Oftewel: de onrust stokende burger schuift bij netelige kwesties aan tafel aan, om een oplossing te helpen zoeken. Maar dan alleen als hij voor rede vatbaar is. De echte dwarsliggers, legt het artikel uit, “zetten zichzelf […] buitenspel als onredelijk”.
Goed, dat is dus polderen 3.0. Maar wat was dan het poldermodel 2.0? Die term was in de periode 2012–2013 even in zwang, toen de impopulaire vakbeweging zichzelf opnieuw aan het uitvinden was en er gehoopt werd op een nieuw elan in het overleg met werkgevers en politiek.
Inmiddels zijn we met kaas‑, clowns‑, stroopwafel‑, roet- en regenboogpieten hard op weg naar Sinterklaas 2.0 – maar voorlopig dus nog wel braaf aan het handje van consensusmodel 3.0. Want voorlopig lijkt in de discussies over Zwarte Piet het confrontatiemodel nog volop in werking te zijn. En zolang er hooligans zijn die kleine kinderen op straat voor racist uitschelden, kent dit verhaal alleen maar verliezers, oftewel: 0.0.