De filosoof Zeno van Elea leefde in de vijfde eeuw voor Christus en hield er wel van om mensen aan het denken te zetten met paradoxen die het mogelijke onmogelijk leken te maken en andersom. Uiteindelijk komen we uit op het onderwerp tijd, maar allereerst twee van Zeno’s paradoxen.
- Een boogschutter schiet een pijl af. Is de pijl in beweging? Nee, zegt Zeno. Kijk maar naar die pijl en deel de tijd dat hij vliegt op in oneindig kleine stukjes. Is er één ogenblik te vinden dat de pijl meer ruimte inneemt dan hij zelf groot is? Nee. Hoe komt die pijl dan van de ene plaats naar de andere, als hij op elk afzonderlijk moment stilstaat?
- Een schildpad en een haas houden een race. De haas geeft de schildpad een voorsprong en begint pas te rennen wanneer zijn tegenstander halverwege is. Zeno zegt: de haas zal de schildpad nooit inhalen. Want tegen de tijd dat de haas daar is waar de schildpad was toen de haas begon te rennen, is de schildpad, die ook niet stilstaat, alweer een stukje verder. En tegen de tijd dat de haas daar weer is, is de schildpad weer een stukje verder. En zo verder en zo verder. De afstand wordt wel steeds kleiner, maar de haas zal de schildpad nooit inhalen.
Neem de tijd
Zeno’s paradoxen spelen met het begrip tijd. En de tijd is zeker een van de meest essentiële aspecten in een mensenleven. Kijk maar naar taal. Wil je als mens een beetje uit de voeten kunnen met je taal, dan moet je al snel iets verzinnen om over de tijd te kunnen spreken. Zo is het heel handig om te kunnen spreken over verleden, heden en toekomst. (Al zal onze vriend Zeno, die vond dat tijd een statisch iets was, ontkennen dat die drie bestaan.)
Het is ook praktisch om de tijd in te delen in eenheden. Dat maakt tijd meetbaar, en dat heeft zo zijn voordelen. Er zijn drie van dat soort eenheden die ons als hapklare brokken aangereikt worden door moeder natuur: de dag, het jaar, en de maancyclus. De menstruele cyclus van de vrouw zou je als nummer vier kunnen zien.
Om het gebruikersgemak te vergroten, hebben we zelf een meer uitgebreide indeling verzonnen. Dagen worden ingedeeld in uren, minuten en seconden. Jaren worden verdeeld in maanden en weken, maar worden ook samengevoegd in grotere groepen, zoals decennia, eeuwen en millennia. Eenheden groter dan een millennium en kleiner dan een seconde kom je eigenlijk alleen in (of via) de wetenschap tegen. In het dagelijks leven komen ze niet zo vaak van pas, afgezien van de tijdmeting bij sportwedstrijden. (Zeno zou dat natuurlijk een zinloze bezigheid vinden.)
Op de centjes letten
Wie de tijd zeker nauwkeurig bij zal willen houden, is een geldschieter. Hij wil immers altijd en op tijd betaald worden. De boekhouding van een geldschieter was in het Latijn vernoemd naar de calendae, de eerste dag van de maand in de antieke Romeinse jaarindeling, en heette een calendarium. Ziedaar de oorsprong van ons woord kalender.
Periodes van tien jaar zijn kennelijk een handige maat om ontwikkelingen of stromingen in te vatten, want we geven ze aparte namen: de jaren zeventig, de jaren veertig etc. Maar hoe zit het met de jaren 40, of is dat misschien de jaren ’40? Het beste is: vermijd het cijfer en schrijf het tiental voluit. Als je toch het cijfer wilt gebruiken, schrijf dan geen apostrof. Die staat namelijk nergens voor: je schrijft ook niet “de jaren ’tachtig”. Je kunt wel voluit schrijven “de jaren 1910”, bijvoorbeeld als je verwarring wilt voorkomen met de jaren 2010.
Vacuüm
Na het jaar 2000 zijn we trouwens in een soort jaren ‑tig vacuüm beland, dat op 1 januari aanstaande afloopt. Ga maar na, de benaming met “jaren ‑tig” begint in de praktijk meestal pas bij de jaren twintig.
Je hoort niet vaak over “de jaren nul” of “de jaren tien”. Eerder lees je dan een omschrijving als “tussen 2010 en 2019”. Het is net of die twee decennia niet echt meetellen, heel paradoxaal.
Hoe komen we daar nou weer uit? Zeno zou er zeker van gesmuld hebben.