De bloem die in het Engels daffodil heet, kennen wij als de narcis. Ik kom straks nog terug op de oorsprong van de Engelse naam, maar eerst narcis.
Dat woord doet erg denken aan de term voor een persoon met een obsessieve aandacht voor zichzelf en een ogenschijnlijk zeer groot gevoel van eigenwaarde: een narcist. In het Engels heet zo iemand een narcissist, en dat is maar goed ook. Het is jammer dat in het Nederlands het woord “narcissist” officieel niet bestaat, want het zou een veel mooiere term zijn.
Een narcist heet namelijk niet zo omdat hij iets met narcissen heeft. (Dan zou hij in het Engels wel een “daffodillist” heten!) Nee, zowel de narcis als de narcist ontleent zijn naam aan een prachtige mythe uit de klassieke oudheid. Het verhaal van Narcissus kent verschillende vormen, maar dit is de kern.
De nimf Liriope werd zwanger van de riviergod Cephisus, en baarde een zoon die onvergelijkbaar mooi was. Zijn moeder vroeg een profeet hoe het haar zoon zou vergaan in het leven, en kreeg als antwoord dat hij zeer oud zou worden zolang hij maar “zichzelf niet zou kennen”. Liriope besloot wijselijk om haar Narcissus ver bij alle spiegels vandaan te houden.
Toen hij vijftien was, was Narcissus een jongeling die door iedereen aanbeden werd, maar hij zelf was alleen geïnteresseerd in de jacht, en wees alle avances af. (Over één iemand die voor Narcissus’ schoonheid viel valt er een ander taalverhaal te vertellen, maar dat komt volgende week…) Een van de deernen die hij had afgepoeierd – Narcissus schijnt niet bijster diplomatiek te zijn geweest – bad tot de goden om hulp te vragen.
De god van de vergelding, Nemesis, hoorde het gebed, en vond dat het wel welletjes was geweest. Hij liet Narcissus zijn eigen spiegelbeeld zien in een poel in het bos, en de jongeman was op slag verliefd. Hij probeerde zijn evenbeeld te beminnen, maar ontdekte al snel dat dat niet kon. Bezeten door woede en verdriet sloeg hij in op zijn eigen lichaam tot al het leven eruit was.
Op de plaats waar hij stierf, groeide de eerste narcis. En je moet toegeven, dat is een heel, héél mooie bloem…
Het Engelse daffodil, ten slotte, bestaat al sinds de zestiende eeuw. Het stamt af van het Middelengelse affodill, dat uiteindelijk via het Latijn weer terugvoert op het Griekse asphodelos, maar daarvan is de oorsprong onbekend. De toevoeging van die d- aan het begin is misschien wel te danken aan het Nederlands. De Hollanders handelden ook toen al volop in bloembollen, en dus ook in narcisbollen. Voeg het Nederlandse lidwoord de toe aan affodill en je krijgt “de affodil”: daffodil.