In het Nederlands kunnen de-woorden grammaticaal mannelijk of vrouwelijk zijn. Wat betekent dat onderscheid en wanneer merk je het in de dagelijkse taalpraktijk?
Waar hebben we het over?
Zelfstandige naamwoorden kennen een geslacht of genus. Dat woordgeslacht is van invloed op de keuze van welk lidwoord je gebruikt, en ook welke voornaamwoorden erbij horen.
Betekenis en gebruik
- Je gebruikt bij mannelijke zelfstandige naamwoorden het lidwoord de. Je verwijst ernaar met de aanwijzende voornaamwoorden die en deze, met het persoonlijk voornaamwoord hij, en met het bezittelijke voornaamwoord zijn.
- Je gebruikt bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden het lidwoord de. Je verwijst ernaar met de aanwijzende voornaamwoorden die en deze, met de persoonlijk voornaamwoorden zij of ze, en met het bezittelijke voornaamwoord haar.
Zo bezien zijn de verschillen vrij klein. Zowel het lidwoord (de) als de aanwijzende voornaamwoorden (die en deze) zijn identiek. De enige verschillen zijn de persoonlijke voornaamwoorden (mannelijk = hij; vrouwelijk = zij of ze) en het bezittelijke voornaamwoord (mannelijk = zijn; vrouwelijk = haar).
Voorbeelden
- Die brandweerman heeft zijn helm verkeerd om op. [m]
- De koning zegt dat hij jeuk heeft aan zijn grote teen. [m]
- Om haar lening af te betalen, moet deze kapster meer winst maken. [v]
- De prinses vindt dat ze de kikker niet hoeft te kussen. [v]
Even opletten
Bij sommige woorden zie je meteen of het om een mannelijke of vrouwelijke term gaat. Dat is een kwestie van gezond verstand. Zo zijn vader, kleinzoon, stier en Engelsman per definitie mannelijk; en zo zijn oma, schoondochter, koe en Française altijd vrouwelijk.
Maar in veel gevallen moet je weten over wie je spreekt om het geslacht te weten. Aan woorden zoals arts, notaris,minister en trainer kun je niet afzien of het om een man of vrouw gaat.
Als je niet over mensen spreekt, wordt het nog lastiger. Dan moet je vaak even een woordenboek erbij pakken om het geslacht te checken. Want wie heeft er altijd paraat of woorden zoals gemeenteraad, onderneming, schoonheid en stoel mannelijk of vrouwelijk zijn?
Toch moet je dat weten om er correct naar te kunnen verwijzen:
- De gemeenteraad heeft zijn vergadering opgeschort.
- De onderneming zag haar winst dit jaar verdampen.
- Dit schilderij toont de klassieke schoonheid in al haar glorie.
- Deze stoel wiebelt; zijn poten staan niet recht.
Bij sommige woorden kan je zelfs kiezen: die gelden grammaticaal als zowel mannelijk als vrouwelijk. Voorbeelden zijn: tafel, bloem en tas.
Als ezelsbruggetje kun je aanhouden dat woorden die eindigen op -heid, -schap, -nis, -tie en ‑ing bijna altijd vrouwelijk zijn.
Weetje
Het grootste verschil zie je tussen mannelijk en vrouwelijk aan de ene kant, en het onzijdige geslacht aan de andere kant. Onzijdige woorden krijgen het lidwoord het, de aanwijzende voornaamwoorden dat en dit, het persoonlijke voornaamwoord het, en het bezittelijke voornaamwoord zijn.
Dat laatste is een beetje verwarrend. Je verwijst dus zowel naar een mannelijk de-woord als naar een het-woord (altijd onzijdig) met zijn.
Het is dus:
- De opa en zijn kleinkinderen
- Het bedrijf en zijn werknemers
Het Nederlands kent simpelweg geen apart bezittelijk voornaamwoord voor onzijdige zelfstandige naamwoorden, vergelijkbaar met het Engelse its. In die gevallen gebruik je meestal de mannelijke variant.
Let op! Je las het goed: bij onzijdige zelfstandige naamwoorden gebruik je meestal het bezittelijke voornaamwoord zijn.
Maar soms is het overduidelijk dat een het-woord naar een vrouw verwijst. In dat geval kies je altijd voor haar, ondanks het grammaticale geslacht van het woord.
Een paar voorbeelden:
- Het meisje laat opa vol trots haar tekening zien.
- Toen het nieuwe staatshoofd haar eerste toespraak hield, was ze zichtbaar nerveus.