Luchtsignalen

Oké, stel je voor. Je zit in de kroeg te prat­en met wat vrien­den, over een ken­nis die het net heeft uit­ge­maakt met haar vriend­je. Dan zegt een van de aan­wezi­gen dat dit hem hele­maal niet ver­baas­de, want dat vriend­je “was ook echt een gen­tle­man”. En bij het uit­spreken van het woord gen­tle­man gebeurt er iets won­der­lijks. De sprek­er tilt zijn bei­de han­den op, vouwt alle vingers behalve wijs- en mid­delvinger weg, en doet net alsof hij met de overge­bleven vier vingers twee keer even­t­jes krabt tegen een onzicht­baar object dat vlak voor hem staat.

Je zou al snel denken: die is niet goed bij zijn ver­stand. Denkt hij dat er een olifant voor hem staat met jeuk aan zijn kont? Maar nee, het vreemde is: nie­mand denkt dat er iets mis is; iedereen snapt meteen wat hij bedoelt. Wat hij net zei was niet gen­tle­man maar “gen­tle­man” – mét aanhalingstekens.

Air quotes!
Air quotes!

Ik bli­jf dit een ongelooflijk mooi fenomeen vin­den, omdat het zo onge­bruike­lijk is. In taal gaat het ver­keer meestal van spreek­taal naar schri­jf­taal. Een nieuw woord wordt eerst uit­ge­spro­ken, en pas daar­na opgeschreven. Taal op schrift is een weer­gave van taal in spraak, niet andersom.

Maar bij de olifan­tenkrab­ber gaat het juist ander­som, en sterk­er nog: het gaat nog een stap­je verder. Hij maakt met zijn geste niet alleen de sprong van schri­jf­taal naar spreek­taal, maar zelfs van metaschri­jf­taal naar metaspreek­taal: hij gaat recht­streeks van inter­punc­tie naar gebarentaal.

Wat doen de aan­hal­ing­stekens in de zin Dat vriend­je was ook echt een “gen­tle­man”? Ze geven aan het woord gen­tle­man een iro­nis­erende ontken­ning; het is niet mis te ver­staan dat die ker­el dus alles­be­halve een heer was. De ellende is: aan­hal­ing­stekens bestaan alleen in geschreven taal, dus wat moet je dan in een gesprek? Je kan het proberen met een gezicht­suit­drukking, of met de juiste into­natie, maar als je weet dat je toe­ho­orders ook de schri­jf­taal ken­nen, kan je daar met het olifan­tenkrab­je een paar inter­punc­ti­etekens uit lenen.

Zo reist de gen­tle­man van spreek­taal (klanken­reeks) naar schri­jf­taal (let­ter­reeks), kri­jgt hij daar een nar­renkap op (let­ter­reeks + inter­punc­tie), en reist hij ver­vol­gens weer terug naar de spreek­taal (als klanken­reeks + gebaar). Je staat er nauwelijks bij stil, maar dit is com­mu­ni­catie op zeer hoog abstractieniveau!

Air quotes horen er helemaal bij...
Air quotes horen er hele­maal bij…

Dat olifan­tengekrab heeft in het Engels een prachtige naam: air quotes. (De geschreven aan­hal­ing­stekens hebben in dit geval, omdat ze een rel­a­tiv­erende, waarschuwende func­tie hebben, ook een bij­zon­dere naam: scare quotes.) In het Ned­er­lands komen we niet veel verder dan “luchtaan­hal­ing­stekens” of “aan­hal­ing­stekens in de lucht”. Daar moet toch iets beters op te verzin­nen zijn…

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *