Bij mijn weten heeft nog nooit iemand de fabriek gevonden waar afkortingen gemaakt worden. En toch moet die bestaan, want er komen bijna dagelijks nieuwe bij. Als je goed kijkt naar de afkortingen die nu beschikbaar zijn, kun je wel het een en ander afleiden over hoe die fabriek in elkaar zit. Afkortingen worden namelijk volgens een aantal verschillende procedés gemaakt.
Initiaalwoorden
De eerste is vermoedelijk de oudste: het simpelweg echter elkaar zetten van de eerste letters van de afgekorte woorden. Als je het resultaat uitspreekt als een serie letters, noem je zo’n afkorting een initiaalwoord. Voorbeelden:
- vwo = voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
- IBM = International Business Machines
- PvdA = Partij van de Arbeid
Dit procedé levert in het Engels doorgaans geen complicaties op, omdat de meeste samenstellingen daar niet aaneengeschreven worden. Een voorbeeld: waar productontwikkeling in het Nederlands één woord wordt waarin twee begrippen samenkomen, blijft product development een combinatie van twee losse woorden.
Je ziet meteen hoe hier in het Nederlands wel verwarring kan optreden – immers, als een samengesteld woord aaneengeschreven is, dan moet je kiezen hoe je de samenstelling wilt afkorten:
- Soms komen alleen de beginletters van de losse woorden in de afkorting terecht (Nederlandse Spoorwegen wordt NS, niet “NSW”)
- Maar soms ook de beginletters van de delen van de samenstelling (Sociale Verzekeringsbank wordt SVB, niet “SV”)
Hmm, lastig. Want als je een nieuwe organisatie gaat opzetten, zeg het “Nederlands Instituut voor Afkortingenonderzoek”, wordt dat dan het NIA of het NIAO?
Lettergreepwoorden
De tweede assemblageband in de fabriek voor afkortingen werkt weer anders. Die pakt namelijk meer dan alleen de eerste letter van de afgekorte woorden. Dat heeft vaak het voordeel dat je er een klinker bij krijgt, waardoor de afkorting beter uit te spreken is. Zo’n afkorting noem je een lettergreepwoord of verkorting.
Kijk maar:
- Het politieke samenwerkingsverband tussen België, Nederland en Luxemburg heet de Benelux. Volgens de eerste methode zou dat BNL geworden zijn.
- De bedrijfstak van hotels, restaurants en cafés wordt de horeca genoemd; anders zou het HRC zijn.
- Je kunt op deze manier zelfs een enkel woord verkorten, zoals bij bios voor bioscoop.
Acroniem
Beide fabricagemethoden kunnen een bijzonder soort afkorting opleveren, namelijk een waarvan de opeenvolgende letters een uitspreekbaar woord opleveren. Zo’n woord heeft enige status in afkortingenkringen en heet officieel een acroniem. Met procedé twee krijg je eigenlijk altijd een acroniem, maar met procedé een niet.
Benelux en horeca zijn dus acroniemen. Drie beroemde voorbeelden uit het Engels:
- radar = “radio detection and ranging”
- laser = “light amplification by stimulated emission of radiation”
- scuba = “self-contained underwater breathing apparatus”
Als je die dingen weer eens (of voor het eerst) voluit geschreven ziet, dan denk je: thank goodness for acronyms.
Zo’n acroniem wordt vaak een op zichzelf staand woord, waarbij de afgekorte termen wat op de achtergrond raken. Bij deze woorden zie je dan ook dat de relatie tussen de afkorting en de samenstellende woorden veel losser is dan bij gewone afkortingen – het is eigenlijk een soort latrelatie.
Grappig trouwens: als je tegen de gemiddelde welopgevoede Engelssprekende mens zegt dat je een “lat relationship” hebt, heeft hij geen flauw idee waar je het over hebt. De afkorting van het Engelse living apart together is eigenlijk alleen in het Nederlands een veelgebruikt acroniem geworden. Het is dus niet eens een uit het Engels overgenomen term, maar eerder een soort zelf in elkaar geknutseld stiefkindje.