Het bedrijven van cultureel imperialisme, en dan in het bijzonder taalimperialisme, is een aardige manier om de tijd door te komen. Het is een hobby die je als cultuur ongemerkt gaat beoefenen op het moment dat je op een bepaald gebied helemaal boven aan de grote culturele voedselketen komt te staan.
Franse floppy
Frankrijk verkeert bijvoorbeeld al een tijdje in de hoogste regionen van de gastronomische cultuur-toptien, en het aantal Franse woorden dat internationaal is opgenomen in het vocabulaire voor eten en koken is dan ook nauwelijks te tellen. Denk aan filet mignon, au bain-marie, julienne en gratin.
De Fransen zelf, bescheiden als ze zijn, vinden dat natuurlijk geen cultuurimperialisme; ze kunnen gewoon al eeuwen goed koken, zeggen ze. En dat iedereen anders vervolgens Franse woorden gaat gebruiken, dat is hun zaak, zeggen ze. En gelijk hebben ze.
In Nederland zijn we er erg goed in om ons druk te maken over het Engelse, en dan met name het Amerikaanse, taalcultuurimperialisme. Amerikanen zijn in veel dingen goed, maar vooral op het gebied van computers doen ze erg hun best. Het is dan ook met name op dat gebied dat we veel woorden aan het overnemen zijn.
Maar laat het de heren en dames van #eigentaaleerst zijn: termen zoals floppy disk, computer, printer en joystick zijn ons niet door boosaardige taaltirannen door de strot geduwd. We zijn ze zelf met onze vrije wil gaan gebruiken.
En zeg nou zelf: “slappe schijf”, “rekenaar”, “afdrukker” en “plezierstokje”? Naaah.
17e eeuw
Laten we liever ons even verlekkeren aan de glorieuze zeventiende eeuw, onze Gouden Eeuw. Toen waren wij Nederlanders in veel dingen goed, maar vooral op het gebied van de scheepvaart en de schilderkunst deden we erg ons best. De Engelsen hadden daar wel oren naar, en ze hebben dan ook menig Nederlands woord naar de Engelse pen doen verhuizen.
Zo werden dek, vrijbuiter en sloep al snel deck, freebooter en sloop. Maar ook smokkelaar, jacht en kielhalen staken het Kanaal over, en wel als smuggler, yacht en to keelhaul. Nog een portie taalimperialisme: de ezel van een Engelse schilder werd een easel, zijn ets werd een etch en zijn landschap een landscape. En voordat hij aan de definitieve versie kon beginnen, moest hij natuurlijk eerst een paar sketches maken.
Maar de heren en dames van #ownlanguagefirst kunnen zich lekker in de handen wrijven, want ze hebben ons teruggepakt, met boemerangeffect. En wel via de keuken. (Luisteren de Franse impérialistes culturels mee?)
Koekje terug
Het Engelse woord cookie is afgeleid van het schattige Nederlandse “koekje”. Het Engels heeft wel degelijk een eigen woord voor koek, namelijk cake. Maar daarvan bestaat geen verkleinvorm, en dus hebben ze koekje geadopteerd.
Cookie had er al zo’n twee eeuwen op zitten in het Engels toen de makers van websites het volgende idee kregen. Ze wilden in de computer waarmee jij het internet op gaat een klein, hapklaar brokje software achterlaten, als een soort visitekaartje. Als gebruiker merk je er niets van. Maar de volgende keer dat je op dezelfde webplek komt, kunnen ze je aan dit visitekaartje herkennen.
En hoe heet zo’n hapklaar stukje programmatuur, ook in het Nederlands? Juist. Een “cookie”.